1 Chronicles 27:27

30) over de wijngaarden

Dat is, over de wijngaardeniers, die des konings wijngaarden moesten bouwen. En alzo was het ambt van dezen onderscheiden van het ambt van Zabdi.

31) hetgeen dat van de wijnstokken kwam

Dat is, over de wijnkelders.

Ecclesiastes 2:4

13) Ik maakte mij

Hebr. ik maakte mijne werken groot; te weten, niet alleen ter nooddruft, maar ook tot ene betoning van mijne heerlijkheid en tot geneugte.

14) werken,

Dat is, gebouwen, gelijk straks volgt, en ook Pred. 2:5,6.

Ec 2.5,6

15) wijngaarden.

Te weten, in Baal-Hamon; #Hoogl.8:11.

So 8.11

Song of Solomon 1:6

26) Ziet mij

De zin is: Ziet niet op mijne uiterlijke slechtigheid of mismaaktheid, en veracht mij daarom niet, maar ziet mijn inwendige schoonheid aan.

27) de zon

Hebreeuws, de zon heeft mij aangezien. Versta hier bij de zon [die degenen, die zij beschijnt, zwart maakt] de vervolgingen en verdrukkingen, gelijk Matth. 13:6,21.

Mt 13.6,21

28) de kinderen

Hier wordt gesproken van valse broeders, gelijk Ps. 69:9; Jes. 48:1,2; Hand. 20:30, die wel roemen dat de kerk hunne moeder is, maar tevergeefs, dewijl zij God niet tot Vader hebben. Zie Deut. 32:5; Joh. 8:44.

Ps 69.8 Isa 48.1,2 Ac 20.30 De 32.5 Joh 8.44

29) ontstoken;

Te weten met toorn, dat is, zij hebben mij verdriet en kwelling aangedaan. De vijandschap en vervolging der valse broeders wordt 2 Cor. 11:26 gesteld onder de zwaarste gevaren en kruisen, die de Christenen overkomen. Zie Gal. 2:4.

2Co 11.26 Ga 2.4

30) der wijngaarden.

Bij wijngaarden worden in de Heilige Schrift dikwijls verstaan verzamelingen der mensen, zo der goeden als der kwaden. Van de eersten, zie een voorbeeld Ps. 80; Jes. 5:1,7; Matth. 20. Van de verzamelingen der kwaden, zie Deut. 32:32; Openb. 14:18. Hier verstaan sommigen door de wijngaarden de vervalste kerken in het algemeen en de geveinsde ledematen in het bijzonder, tot welke haar moeders zonen of kinderen haar zochten te brengen, willende dat zij acht zou geven op de instellingen en geboden der mensen. Zie Mark. 7:13; Han. 15:1,10; Gal. 6:12,13; Col. 2:20,21,22,23. Immers klaagt hier de kerk dat zij van de valse broeders dikwijls zover overmeesterd wordt, dat hare regeerders en opzieners de bokken meer verstaan, dan de rechte schapen, de ketters en scheurmakers meer dan de rechtzinnigen. Waaruit dan niets dan groot onheil en verstoring der kerk ontstaan kan.

Isa 5.1,7 De 32.32 Re 14.18 Mr 7.13 Ac 15.1,10 Ga 6.12,13 Col 2.20,21,22,23

31) Mijn wijngaard,

Dat is, ik heb dien niet in acht genomen naar behoren, verhinderd en teruggehouden zijnde •f door mijn eigen zwakheid, •f door tirannie en vervolging. Anderen nemen die woorden aldus, alsof de Bruid [of leraars der eerste kerk] dit wilde zeggen: Ik werd gesteld om opzicht te hebben over andere kerken. Ik heb de eerste kerk, die ik geplant had, verlaten en andere kerken zijn van mij gezaaid geworden door de ganse wereld. De eerste kerk, die te Jeruzalem geplant werd, mocht ik daar niet behouden noch er bij blijven, vanwege de vervolging der Joden en andere tirannen.

Matthew 28:20

26) met ulieden al de dagen

Namelijk met u mijn discipelen, en al uw navolgers in mijn gemeente; en dat naar mijn godheid, majesteit, genade en geest. Zie Matth. 26:11.

Mt 26.11

27) Amen.

Wat dit woord betekent, zie Matth. 6:13; 1 Cor. 14:16; 2 Cor. 1:20, en wordt hier aan het einde van dit Evangelie, alsook van meest al de schriften des Nieuwen Testaments, bijgevoegd, om aan te wijzen de vastigheid en zekerheid van hetgeen in dezelve begrepen is, Zie Joh. 21:24.

Mt 6.13 1Co 14.16 2Co 1.20 Joh 21.24

Revelation of John 2:1

1) den engel

Dat is, opziener, of herder der gemeente; gelijk Openb. 1:20 is verklaard; en hier wordt het in het enkelvoud gesteld, •f om het gehele gezelschap der opzieners daardoor te verstaan, gelijk Mal. 2:7, onder den naam van engel onder ‚‚n het gehele college der priesters wordt verstaan; •f omdat een onder hen in orde den voorrang had, door wien het den ander werd aangediend, gelijk blijkt uit Hand. 20:17,28, dat er meer ouderlingen of opzieners in deze gemeente van Efeze waren, aan wie gezamenlijk Paulus in zijn laatste afscheid gebiedt, dat zij zouden acht nemen op zichzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest hen tot Episcopus, dat is Opzieners gesteld had, om de gemeente te hoeden. Zo is het dan ongegrond, dat door enigen hieruit enige bisschoppelijke macht van ‚‚n boven de anderen besloten wordt. Want ook zelfs hetgeen aan den engel der gemeente hier wordt geschreven, wordt tot waarschuwing der gehele gemeente geschreven, gelijk blijkt uit Openb. 2:7, en Openb. 1:11.

Re 1.20 Mal 2.7 Ac 20.17,28 Re 2.7 1.11

2) Efeze

Van de ligging dezer stad, zie hiervoor Openb. 1:11.

Re 1.11

3) Hij die

Namelijk Christus, wien deze eigenschappen toegeschreven zijn, Openb. 1:13,16, waar deze ook zijn verklaard.

Re 1.13,16

4) wandelt;

Namelijk om die te verzorgen van hun geestelijk licht en versiering [gelijk de priesters in den tempel het uiterlijk gewoon waren te doen], en om acht te nemen op hun goede orde en regering. Niet dat Hij niet met Zijn lichaam alomtegenwoordig is, maar omdat Hij Zijn gemeenten door Zijnen Geest en Woord altijd nabij is, verlicht en regeert, gelijk Hij Matth. 18:20, en Matth. 28:20, belooft. Zie dergelijke Lev. 26:12.

Mt 18.20 28.20 Le 26.12
Copyright information for DutKant