1 John 3:2

7) nu zijn wij kinderen Gods,

Dat is, in dit leven hebben wij reeds het recht van het kindschap Gods, en de verzekering daarvan; Joh. 1:12.

Joh 1.12

8) en het is

Dat is, doch.

9) nog niet geopenbaard,

Dat is, deze heerlijkheid, die den kinderen Gods bereid is, is nog aan ons niet volkomen bekend gemaakt, hoewel daarvan enige beschrijvingen hier en daar in de Schrift gegeven zijn.

10) wat wij zijn zullen.

Dat is, met hoe grote heerlijkheid wij zullen aangedaan worden.

11) [Hij] zal geopenbaard zijn,

Namelijk Christus, gelijk blijkt uit 1 Joh. 2:28, en Col. 3:4. Anderen verstaan daarop het, namelijk dat wij wezen zullen.

1Jo 2.28 Col 3.4

12) gelijk wezen;

Namelijk in heerlijkheid naar lichaam en naar ziel; alzo nochtans dat Christus het Hoofd, gelijk betamelijk is, boven Zijne ledematen in heerlijkheid verre zal uitsteken. Zie de aantekeningen Filipp. 3:21.

Php 3.21

13) gelijk Hij is.

Namelijk in Zijn volle heerlijkheid, zittende ter rechterhand Zijns Vaders, hetwelk een groot deel van onze gelukzaligheid zal zijn; Ps. 16:11; Openb. 22:4.

Ps 16.11 Re 22.4

Revelation of John 7:3

5) Beschadigt de aarde niet,

Grieks verongelijkt.

6) de dienstknechten onzes Gods zullen

Dat is, de ware gelovigen en uitverkorenen van God, opdat zij met de anderen niet worden verleid; zie Matth. 24:24.

Mt 24.24

7) verzegeld hebben

Dat is, met een zegel als een merkteken getekend, opdat zij daardoor van andere onderscheiden zijnde, met die niet worden beschadigd. Deze tekening is de werking en versterking door den Heiligen Geest, waardoor zij tot kinderen Gods gesteld zijnde, tegen alle verleiding verzekerd worden. Zie Rom. 8:15, enz.; 2 Cor. 1:21,22; Ef. 4:30; 2 Tim. 2:19.

Ro 8.15 2Co 1.21,22 Eph 4.30 2Ti 2.19

8) aan hun voorhoofden.

Hier wordt vooral gezien op hetgeen verhaald staat Ezech. 9:4, en dit wordt ook bij gelijkenis gesproken, omdat eertijds de slaven aan hun voorhoofden getekend waren met de namen van hun heren, en de soldaten aan hun handen met de namen van hun oversten-kaptein; en deze tekening geschiedt op het voorhoofd, omdat die, hoewel zij vooral inwendig is, hun nochtans door hun belijdenis en vruchten voor een ieder openbaar maakt. Zie hierna Openb. 14:1.

Eze 9.4 Re 14.1
Copyright information for DutKant