1 Kings 11:3

6) bijwijven;

Die van lageren staat waren dan de huisvrouwen, en in minder waarde gehouden. Zie Gen. 22:24.

Ge 22.24

7) neigden zijn hart.

Te weten, om van den waren God af te wijken en de afgoden aan te hangen, gelijk de volgende woorden uitwijzen.

Job 5:19

36) zes

Een zeker getal van een onzeker. Zie Lev. 26:8. De zin is dat God den zijnen in vele benauwdheden bijstand zal bewijzen; ja in zeer vele zijn hand zo laten blijken dat het kwaad, hetwelk men vreesde, niet over hen zal komen. Zie gelijke manier van een groot en onzeker getal zekerlijk te stellen, Spreuk. 6:16, en Spreuk. 24:16, en Spreuk. 30:18,29.

Le 26.8 Pr 6.16 24.16 30.18,29

37) zal Hij

Te weten, zo gij op hem door het geloof vertrouwt, hem door den gebede aanroept en door ware bekering uw leven naar zijn geboden aanstelt.

38) in de zevende

Anders, in zeven. Dat hier eerst het getal van zes, en daarvan van zeven gesteld wordt, dient eigenlijk tot uitbreiding en versiering der taal. Vergelijk Spreuk. 6:16, en Spreuk. 30:15,18,21,29.

Pr 6.16 30.15,18,21,29

Song of Solomon 6:9

28) Een enige

Of, [maar] zij alleen is mijn duif. Dit wordt gesteld tegen het groot getal der koninginnen, enz., Hoogl. 6:8. En hier wordt de Bruid van Christus, die maar ‚‚n is, [gelijk er maar ‚‚n lichaam, ‚‚n Geest, ‚‚ne hoop, ‚‚n Heere, ‚‚n geloof is; Ef. 4:4,5] gesteld en meer geacht dan het groot getal van anderen, die in hun eigen en anderer mensen mening koninginnen en prinsessen zijn. Zie wat God tot Isra‰l spreekt Exod. 19:5; 2 Sam. 7:23.

So 6.8 Eph 4.4,5 Ex 19.5 2Sa 7.23

29) de enige harer

Al de particuliere kerken op aarde, die rechtzinnig zijn, maken tezamen niet meer dan ‚‚n lichaam; Ef. 4:16. De enige kerk zijnde als de enige en wettelijke dochter van het hemelse Jeruzalem, hetwelk is de algemene kerk, welke is onzer aller moeder; Gal. 4:26.

Eph 4.16 Ga 4.26

30) de zuivere

Of, gezuiverde of uitgelezene, of de klare, en alzo onder Hoogl. 6:10, en 1 Kron. 7:40. Daar zijn wel vele bastaardkerken, maar daar is niet meer dan ‚‚n zuivere, wettelijke uitverkoren kerk. Van welke zie 1 Petr. 1:2.

So 6.10 1Ch 7.40 1Pe 1.2

31) dergenen,

Hebreeuws, van hare baarster.

32) de dochters

Te weten, de dochters of maagden van wie Hoogl. 6:8 gesproken is.

So 6.8

33) haar zien,

Dat is, haar staat en gelegenheid terdege kennen.

34) zullen haar

Of, zullen haar; te weten deze Bruid. Zie Deut. 4:6, en Deut. 26:19; Hand. 5:13.

De 4.6 26.19 Ac 5.13

35) prijzen.

Dat is, zij zullen haar gelukzalig achten. De zin is, ofschoon de kerken, die in deze wereld zo van anderen als van zichzelven zo groot geacht worden, schijnen de ware kerk te zijn, nochtans zullen zij eindelijk overtuigd worden, immers [tenzij dat zij zich bekeren] ten jongsten dage, als zij de schapen zullen zien staan aan de rechterhand van den oppersten rechter, dat er maar ‚‚n ware kerk is en dat die welzalig zijn, die tot dezelve behoren; Mal. 3:18.

Mal 3.18

Micah 5:5

32) Nimrod

Zie Gen. 10:8,9,10.

Ge 10.8,9,10

33) ingangen.

Of, openingen, deuren des lands, dat is, frontieren, grenzen, of waar het land open is. Anders: met deszelfs [lands eigen] blote zwaarden, omdat een ander verwant Hebr. woord alzo genomen wordt; zie Ps. 55:22, met de aantekening.

Ps 55.21

34) Hij [ons] redden van Assur,

De heerser, die uit Bethlehem zal voortkomen, zal dat doen, gebruikende daartoe en zegenende de voorzeide middelen.

Copyright information for DutKant