2 Chronicles 14:13-15

22) Gerar toe;

Zie van deze stad, Gen. 20:1.

Ge 20.1

23) hervatting was;

Hebreeuws, geen levendmaking, of levendheid, dat is, geen kracht om zichzelven weder op te helpen en bijeen te vergaderen, dat zij den slag zouden hebben mogen hervatten. Alzo wordt gezegd: En Joab maakte het overige der stad levend, 1 Kron. 11:8, zie de aantekening aldaar.

1Ch 11.8

24) zij droegen

Namelijk, die van Juda.

25) de verschrikking

Dat is, een zeer grote verschrikking van God toegezonden. Vergelijk Gen. 35:5, en zie de aantekening daarop. Alzo onder, 2 Kron. 17:10, en 2 Kron. 20:29.

Ge 35.5 2Ch 17.10 20.29
26) tenten van het vee,

Dat is, de inwoners der tenten. Versta, de Arabieren, die in tenten woonden aan de palen der Edomieten en Filistijnen, waarheen de Moren, geslagen zijnde, mogen gevloden zijn; of men kan het verstaan van de Arabieren zelf; 1 Kron. 4:41.

1Ch 4.41
Copyright information for DutKant