2 Kings 16:3-4

2) door het vuur gaan,

Wat dit is, zie Lev. 18:21, en vergelijk 2 Kron. 28:3, en zie aldaar de aantekening.

Le 18.21 2Ch 28.3
3) hoogten

Zie Lev. 26:30.

Le 26.30

4) heuvelen,

Zie van dit afgodisch gebruik Deut. 12:2, en vergelijk onder, 2 Kon. 17:10; 2 Kron. 28:4; Jer. 2:20; Hos. 4:13.

De 12.2 2Ki 17.10 2Ch 28.4 Jer 2.20 Ho 4.13

2 Kings 21:2-3

4) kwaad was

Zie 1 Kon. 11:6.

1Ki 11.6
5) bouwde

Hebreeuws, hij keerde weder en bouwde; dat is, hij bouwde weder. Zie Num. 11:4.

Nu 11.4

6) hoogten weder op,

Zie Lev. 26:30.

Le 26.30

7) Baal altaren op,

Zie Richt. 2:11.

Jud 2.11

8) bos,

Zie van de afgodische bossen Deut. 7:5, welke te maken God uitdrukkelijk verboden had; Deut. 16:21.

De 7.5 16.21

9) het heir des hemels,

Versta, de zon en de maan, met de andere planeten en sterren. Zie Deut. 4:19, en de aantekening.

De 4.19

2 Chronicles 33:2-3

3) de gruwelen

Zie van deze Deut. 18:9,10, enz.

De 18.9,10
4) hij bouwde

Hebreeuws, hij keerde weder en bouwde; dat is, hij bouwde weder. Zie Num. 11:4.

Nu 11.4

5) afgebroken had,

En dat naar Gods uitgedrukt bevel; Exod. 34:13; Num. 33:53; Deut. 12:3.

Ex 34.13 Nu 33.53 De 12.3

6) richtte

Hij wordt 2 Kon. 21:3 in afgoderij bij Achab vergeleken; van wiens gruwelijke afgoderij, zie 1 Kon. 16:31,32,33.

2Ki 21.3 1Ki 16.31,32,33

7) Baals

Zie Richt. 2:11.

Jud 2.11

8) heir des hemels,

Zie Deut. 4:19, en 2 Kon. 21:3, alzo onder, 2 Kron. 33:5.

De 4.19 2Ki 21.3 2Ch 33.5

2 Chronicles 36:14

22) maakten

Hebreeuws, vermenigvuldigden overtreding te overtreden; of, door overtreding te overtreden; dat is hier, gans zeer te overtreden. Alzo dienst dienen, is met grote zorg en arbeid dienen, Gen. 30:26. Zo ook lust lusten, of met lust belust, of bevangen te zijn, is zeer belust te zijn, Num. 11:4; idem, ijver ijveren, of met ijver ijveren, is zeer ijveren, Num. 25:11, met begeerte begeren, zeer begeren; Luk. 22:15, enz.

Ge 30.26 Nu 11.4 25.11 Lu 22.15

23) geheiligd had

Dat is, bescheiden en verordend had, opdat daarin het teken zijner heilige tegenwoordigheid en de oefening van zijn heiligen godsdienst plaats zou hebben. Vergelijk Lev. 8:10, en de aantekening.

Le 8.10

2 Chronicles 36:16

27) tegen Zijn profeten;

Dat is, alzo dat zij zich tegen de profeten stelden en die vervolgden; of, tegen de profeten; dat is, tegen de vermaning en waarschuwing der profeten. Anders, zij hielden zich verleid door de profeten; dat is, zij maakten zichzelven wijs en gaven voor dat de profeten met bedrog en valsheid omgingen; of, zij wilden verleid worden door zijn profeten; dat is, zij wilden niet dat de profeten hen dreigen of straffen zouden, maar dat zij hun alles goeds toezeggen zouden, gelijk hierover de profeten dikwijls klagen; of, zij sprongen met de profeten om; dat is, zij beschimpten hen, en bespotten hen, en lieten hen lopen, en vraagden naar hun zegen niet, dat zij daarop zouden acht genomen hebben.

28) helen aan was.

Dat is, geen helpen, en dat, omdat het volk zich ter ener zijde niet beterde, en ter andere zijde Gods rechtvaardigheid vereiste dat hun onbekeerlijkheid gestraft zou worden. Het is een gelijkenis, genomen van de kranke lichamen, die niet geneeslijk zijn. Vergelijk boven, 2 Kron. 21:18.

2Ch 21.18
Copyright information for DutKant