2 Kings 25:5-10

9) Jericho,

Zie 2 Kon. 2:4.

2Ki 2.4
10) Ribla;

Zie boven, 2 Kon. 23:33. in deze stad heeft Nebukadnezar zijn hof willen houden, totdat hij Jeruzalem veroverd zou hebben, voornamelijk dewijl de belegering lang duurde.

2Ki 23.33

11) oordeel tegen hem.

Want zij beschuldigden hem van ontrouw en valsheid, omdat hij zijn belofte en eed gebroken had; en van ondankbaarheid tegen den koning Nebukadnezar, die hem koning gemaakt had, boven, 2 Kon. 24:17,20. Anders, zij spraken een oordeel met hem; te weten, met den koning van Babel over den koning van Juda.

2Ki 24.17,20
12) men verblindde

Zie Jer. 39:7.

Jer 39.7
13) vijfde maand,

Komende overeen ten dele met onzen Juli, ten dele met Augustus. Zie Num. 33:38.

Nu 33.38

14) overste

Zie Gen. 37:36. Hebreeuws, de meester der trawanten.

Ge 37.36
15) huizen der groten

Anders, grote huizen. Versta, de huizen der rijken en machtigen, die van grote middelen of staat geweest waren. Dezen moesten voornamelijk lijden. Waaruit het schijnt dat enige kleine huizen van schamele en slechte lieden zijn verschoond geweest. Groten worden voor rijken genomen, Gen. 24:35, en Gen. 26:13; 1 Sam. 25:2; idem voor lieden van staat, 2 Kon. 10:6; Jona 3:7, van beiden kan het woord hier genomen worden, als ook Lev. 19:15.

Ge 24.35 26.13 1Sa 25.2 2Ki 10.6 Jon 3.7 Le 19.15

Jeremiah 52:8-14

3) oordelen tegen hem.

Sententi‰n of vonnissen over hem en de zijnen, vanwege hunne meinedigheid, rebellie en ondankbaarheid; alzo boven Jer. 39:5.

Jer 39.5
4) slachtte de zonen van Zedekia voor zijn ogen;

Dat is, liet hen slachten; gelijk doorgaans.

5) verblindde de ogen van Zedekia,

Dat is, liet hem de ogen uitsteken, of alzo verderven dat hij niet kon zien.

6) gevangenhuis,

Hebreeuws, huis der bezoeking, of straffen, opzichten, bewaringen, enz. Waar hij hem liet blijven tot op den dag van zijn dood toe.

7) tienden der maand

2 Kon. 25:8 staat dat hij op den zevenden der maand te Jeruzalem gekomen is. De vergelijking dezer verscheidenheid is, dat hij op den zevenden in de stad is aangekomen, maar op den tienden begonnen heeft zijn last te verrichten; waarvan in het volgende.

2Ki 25.8

8) voor het aangezicht des konings van Babel stond,

Die den koning diende, oppaste, steeds omtrent hem was. Zie Deut. 1:38; 1 Kon. 1:2. Hiervoor staat 2 Kon. 25:8, de knecht, of dienaar van den koning van Babel; het ene verklaart het andere.

De 1.38 1Ki 1.2 2Ki 25.8
9) en alle huizen der groten

Of, te weten zulks dat het voorgaande woord alle verklaard wordt door alle huizen der groten. Hebreeuws, allen huis des groten. Anders, elk groot huis; dat is, alle huizen der groten, of alle grote huizen, de zin opeen uitkomende, want grote huizen behoren gemeenlijk den groten of machtigen toe. Zie 2 Kon. 25:9.

2Ki 25.9
Copyright information for DutKant