2 Kings 3:4

4) veehandelaar,

Dat is, hij had groten handel en rijkdom in vee en beesten, waarvan hij schatting moest geven, van dien tijd af dat David hem onder zijn geweld gebracht had, 2 Sam. 8:12; nu, na de scheiding der tien stammen van den huize Juda, hebben de koningen Isra‰ls dit gebied over de Moabieten aan zich getrokken, gelijk de koningenvan Juda ter andere zijde het gebied over de Edomieten behouden hebben, die onder Joram, den zoon van Josafat, zijn afvallig geworden, onder, 2 Kon. 8:20, gelijk de Moabieten van Isra‰l onder Joram, den zoon van Achab, in 2 Kon. 3:5 en boven, 2 Kon. 1:1.

2Sa 8.12 2Ki 8.20 3.5 1.1

Amos 7:14

41) ossenherder,

Het Hebr. woord komt, naar sommiger gevoelen, van een ander, dat runderen, ossen, of groot vee betekent. Verg. Amos 1:1. Anders: maar ik zocht en las af wilde vijgen; alzo het Hebr. woord eigenlijk zoeken betekent, en in het volgende vers staat dat hij achter het kleinvee of de schapen ging.

Am 1.1

42) las

Het Hebr. woord wordt alleenlijk hier gevonden. Versta, •f voor zichzelven tot spijs, •f voor de beesten tot voedsel.

43) wilde vijgen af.

Of, vijgmoerbezi‰n. Zulke bomen waren er bij menigte in Kana„n. Zie 1 Kon. 10:27; Jes. 9: 9.

1Ki 10.27 Isa 9.10
Copyright information for DutKant