2 Kings 4:19

28) Mijn hoofd,

Zo geeft het kind te kennen de pijn, die het in zijn hoofd gevoelde.

29) Hij dan zeide

Te weten, de vader.

Isaiah 26:5

15) de hooggezetenen

Te weten de Babyloni‰rs, mitsgaders andere geweldige en machtige vijanden zijner kerk. Anders: die in hoogte wonen; zie boven Jes. 25:12.

Isa 25.12

16) de verheven stad;

Versta, de stad Babel.

17) Hij vernedert ze,

Van de wederhaling van een en hetzelfde woord, zie Ezech. 21:9.

Eze 21.9

Jeremiah 4:19

53) O mijn

Dit zijn de woorden van den profeet, die zich voor den Heere ontstelt, alsof hij deze ellende voor ogen zag. Vergelijk Jes. 15:5, en Jes. 16:11, en Jes. 21:3.

Isa 15.5 16.11 21.3

54) wanden

Of, [in] de wanden mijns harten; dat is in mijn hartklok, hartedeksel, in het binnenste, in mijn hart.

55) zwijgen;

Of, stil zijn.

Ezekiel 21:28

109) smading;

Te weten die zij mijn volk aangedaan hebben; van welke zie onder Ezech. 25:6; Zef. 2:8.

Eze 25.6 Zep 2.8

110) het zwaard is

Van gelijke verdubbeling van dit woord zie boven Ezech. 21:9.

Eze 21.9

111) uitgetrokken,

Hebreeuws, geopend; zie Ps. 37:14.

Ps 37.14

112) slachting geveegd

Te weten van u, o Ammonieten, die gij mede van den koning Nebukadnezar afgevallen zijt en het verderf niet zult ontgaan, ofschoon Jeruzalem voorgaat.

113) om te verdoen,

Anders: om te vatten, of te houden.

114) om te glinsteren;

Anders: om de glinstering; dat is omdat het zo toebereid is tot glinsterens toe, dat het met de slachting ook grote verschrikking zal aanrichten; vergelijk boven Ezech. 21:10.

Eze 21.10
Copyright information for DutKant