2 Kings 6:17

18) open toch

Dat is, geef hem met zijn lichamelijke ogen te aanschouwen de uiterlijke gedaanten, waarin uw hemelse heirkrachten verschenen zijn, om met de geestelijke te begrijpen uw grote macht en de tegenwoordige hulp, die Gij voor ons bereid hebt.

19) vurige paarden

Hebreeuws, paarden en wagens des vuurs. Versta hierdoor een grote menigte van engelen, die van God tot bescherming van den profeet gezonden waren. Vergelijk boven, 2 Kon. 2:11.

2Ki 2.11

2 Kings 19:35

69) leger van Assyrie

Versta, Sanheribs leger, dat voor Libna lag, [of naar sommiger gevoelen, in optocht was naar Jeruzalem], boven, 2 Kon. 19:8, waar Rabsake weder tot hem kwam, zonder Jeruzalem te belegeren, gelijk God beloofd had, 2 Kon. 19:32. Vergelijk Jes. 37:33,36.

2Ki 19.8,32 Isa 37.33,36

70) zij zich des morgens

Namelijk, de koning van Assyri‰ en zijn raadsheren.

71) die allen waren dode lichamen.

Te weten, die van den engel geslagen waren.

Song of Solomon 6:10

36) Wie is zij,

Dat is, wat voor een is dit? Dit wordt gevraagd door degenen, die in het einde van Hoogl. 6:9 vermeld zijn. Zij verwonderen zich over de schoonheid en heerlijkheid der kerk Gods, alsof zij zeiden: Is dat die kerk, die wij versmaad hebben? Zie hoe heerlijk is zij nu!

So 6.9

37) uitziet

Of, uitkijkt, verschijnt.

38) als de dageraad,

Gelijk de klare morgenstond na den duisteren nacht, alzo staat de Bruid op en komt voort, na de duisternis van het kruis, onwetenschap en dwaling; te weten als de morgenster van de kennis van Christus in haar hart opgaat. Zie Jes. 60:2; 2 Petr. 1:19.

Isa 60.2 2Pe 1.19

39) de maan,

De maan heeft in het Hebreeuws haren naam van wittigheid en van haar helder schijnsel. Hier betekent het schoon schijnen der maan den heerlijken staat der kerk Gods. Zie dergelijke manier van spreken Jes. 30:26, en Jes. 60:20; Ezech. 16:14, en Ezech. 32:7,8; Jo‰l. 3:15.

Isa 30.26 60.20 Eze 16.14 32.7,8 Joe 3.15

40) zuiver

Zuiver, of klaar, of rein.

41) als de zon,

Christus is de zon der gerechtigheid, Mal. 4:2. De vrouw, te weten zijne Bruid, is met de zon bekleed, Openb. 12:1. Want zij heeft Christus aangedaan door het geloof, Gal. 3:27; door wiens gerechtigheid zij gezuiverd is van hare zonden, en alzo is zij heerlijk en schoon schijnende.

Mal 4.2 Re 12.1 Ga 3.27

42) schrikkelijk

Te weten harer vijanden, met wie zij te vechten heeft onder de banier van haren Bruidegom, aanhebbende niet vleselijke wapens, maar machtig door God om de sterkten neder te werpen; 2 Cor. 10:4. Zie ook Exod. 15:14,15,16; Deut. 2:25, en Deut. 33:29; Ps. 48:5,6. Zie ook boven de aantekening Hoogl. 6:4.

2Co 10.4 Ex 15.14,15,16 De 2.25 33.29 Ps 48.4,5 So 6.4

Acts 5:11

2 Corinthians 10:4

11) de wapenen van onze

Dat is, de middelen, die wij gebruiken om door het Evangelie van Christus de mensen te bekeren, en onder het rijk en de gehoorzaamheid van Christus te brengen.

12) vleselijke, maar

Dat is, zulke als de natuurlijke mensen plegen te gebruiken, om anderen •f met welsprekendheid, •f met bedriegerij, •f met geweld onder zich te brengen.

13) krachtig door God,

Gr. Gode krachtig; dat is, door de kracht, die God daar bijvoegt, zo in het doen van wondertekenen, Mark. 16:20, als in het bewegen en overtuigen van de harten door Zijnen Geest, Hand. 16:14, en ook mede in het straffen van degenen, die zulks zochten te wederstaan. Zie een voorbeeld in Bar-Jesus,

Mr 16.20 Ac 16.14

14) der sterken;

Alzo noemt de apostel al wat de Satan en de wereld, hetzij met vervolgingen, hetzij met wereldse wijsheid en welsprekendheid, voorwerpt om den loop des Evangelies te stuiten, gelijk de twee navolgende verzen verklaren. Zie ook Jer. 1:10,18,19.

Jer 1.10,18,19

Ephesians 6:13

27) de gehele

Of, de gehele wapening; namelijk waarmede ons God in Zijn woord wapent tegen alle aanvallen des Satans.

28) den bozen dag,

Dat is, de tijd der verzoeking, gelijk Christus spreekt Luk. 8:13; want hoewel wij altijd op onze hoede moeten zijn, zijn er nochtans enige tijden en gelegenheden, in welke ons de Satan allermeest zoekt te bestrijden, om ons tot den val te brengen.

Lu 8.13

29) verricht hebbende,

Of, uitgewrocht hebbende; namelijk hetgeen ons in dezen strijd te doen staat tot overwinning dezer vijanden, hetwelk daarna wordt beschreven.

Copyright information for DutKant