2 Samuel 24:23

49) gaf Arauna,

Zoveel hem aanging; maar David wilde het niet aannemen.

50) koning, aan den koning.

Sommigen menen dat hij een koning genoemd wordt, omdat hij zich zo liberaal hier gedroeg, alsof hij een koning geweest ware. Anderen verstaan dat hij der Jebusieten koning geweest is, eer David den burg Zion innam. Anderen menen dat koning zijn toenaam is geweest.

51) neme een welgevallen in u.

Dat is, tone dat Hij u, mitsgaders uw gebeden en offeranden, genadiglijk in den Messias aanzie en aanneme; waarvan gebleken is door het vuur, dat God van den hemel zond op het brandofferaltaar; 1 Kron. 21:26.

1Ch 21.26
Copyright information for DutKant