Acts 23:11

18) stond de Heere

Namelijk in een gezicht, •f in een droom, •f in ene vertrekking van zinnen; 2 Cor. 12:1.

2Co 12.1

19) van Mij betuigd

Of, van die dingen die mij aangaan.

Philippians 2:17

66) ik ook

Namelijk mijn bloed vergietende om des Evangelies wil.

67) tot een drankoffer

Het Griekse woord betekent zo geofferd te worden, gelijk in het Oude Testament, benevens het offer van meel, ook wijn tot drankoffer opgeofferd werd. De apostel ziet hier op het storten zijns bloeds; want het bloed der martelaren is den Heere een aangename offerande; Ps. 116:15.

Ps 116.15

68) over de offerande

Dat is, omdat ik u door de predikatie des Evangelies Gods gelijk als opgeofferd en toegeheiligd heb, en daarmede u gediend heb, om tot het geloof te brengen, waarin gij door mijnen dood zult bevestigd worden.

69) bediening

Grieks Leitourgia. Zie van dit woord Rom. 15:16; 2 Cor. 9:12; Hebr. 8:2,6.

Ro 15.16 2Co 9.12 Heb 8.2,6

2 Timothy 4:6

29) word nu

Dat is, zal nu haast geofferd of gedood worden. Dit wist de apostel, •f uit een bijzondere openbaring, •f door aanmerking van de gelegenheid en omstandigheden zijner zaken. Zie dergelijke 2 Petr. 1:14.

2Pe 1.14

30) tot een drankoffer

Zie hiervan de aantekeningen op Filipp. 2:17.

Php 2.17

31) ontbinding is aanstaande.

Of, loslating, verhuizing. Zo noemt hij zijnen dood, gelijk ook Filipp. 1:23. Zie de aantekeningen aldaar.

Php 1.23

2 Timothy 4:16

57) eerste verantwoording

Namelijk gedaan voor den Keizer Nero.

58) niemand

Namelijk van mijn medehelpers in den dienst des Woords, of die mij plachten te volgen en vergezellen. Het schijnt dat hij Lukas uitzondert, 2 Tim. 4:11. Indien Petrus toen te Rome zou geweest zijn, gelijk voorgegeven wordt, zo zou dat een grote schande voor hem geweest zijn, hetwelk niet gelofelijk is.

2Ti 4.11

59) bij mij geweest,

Namelijk om mij met raad, voorspraak, getuigenis, of anderszins te helpen.

60) verlaten.

Dat is, alleen gelaten, niet vergezeld.

61) Het worde hun niet toegerekend.

Dewijl zij dit uit zwakheid en vrees des gevaars gedaan hadden, zo bidt hij God voor hen, daar hij tevoren tegen den moedwilligen en verstokten Alexander gebeden heeft, 2 Tim. 4:14; zie dergelijke Luk. 23:34; Hand. 7:60.

2Ti 4.14 Lu 23.34 Ac 7.60
Copyright information for DutKant