Acts 9:17

25) de handen op

Namelijk tot een teken dat de Heere hem in zijn goddelijk beroep door den Heiligen Geest buitengewoon zou versterken en hem van zijn blindheid genezen; Mark. 16:18. Zie Hand. 6:6.

Mr 16.18 Ac 6.6

26) verschenen is

Of, van u gezien is. Want dat Christus ook in deze openbaring van Paulus gezien is, blijk Hand. 9:27, en Hand. 22:14; of nu dit geschied is door een gezicht des geestes alleen, gelijk Hand. 22:17, of met de ogen des lichaams, eer hij van dit licht verblind werd, wordt niet gezegd. Doch al ware het dat hij hem gezien had met de ogen des lichaams, zo volgt daar niet uit dat het lichaam van Christus op de aarde zou nedergedaald zijn; want dat strijdt tegen Hand. 3:21, en God kon het gezicht van Paulus alzo wel versterken, dat hij Christus in den geopenden hemel kon zien, gelijk hij gedaan heeft het gezicht van Stefanus, Hand. 7:56.

Ac 9.27 22.14,17 3.21 7.56

1 Corinthians 10:8-9

13) gehoereerd hebben,

Namelijk in het land der Midianieten, door den raad van Bileam tot afgoderij en hoererij verlokt zijnde; Num. 25.

14) drie en twintig

Num. 25:9 wordt gezegd vier en twintig duizend. Doch het kan zijn dat er tussen de drie en vier en twintig duizend gebleven zijn, waarvan de apostel het minder getal heeft gehouden. Anderen menen dat er drie en twintig duizend met het zwaard zouden gedood zijn, naar het voorbeeld van den ijver van Pinehas, en dat de andere duizend van de voornaamsten daarna zouden gehangen zijn door het bevel van Mozes.

Nu 25.9
15) verzoeken,

Dat is, tergen, of zijne macht in het straffen der ondankbaren in twijfel trekken, gelijk de Israelieten, Num. 21:5, als zij met het manna niet tevreden waren, noch met de wateren, die hun de Heere wonderbaarlijk verleende; en gelijk de Corinthi‰rs, die de maaltijden der afgodendienaren, die vol aanstoot en gevaar waren, liever volgden dan den eenvoudigen kost, dien de Heere hun tehuis verleende.

Nu 21.5

16) verzocht hebben,

Namelijk Christus, dien hij terstond genoemd had. Want het was de engel des verbonds, de eeuwige Zoon Gods, die hen in de woestijn geleidde, en dien zij tergden. Zie Exod. 14:19, en Exod. 23:20, en Jes. 63:9.

Ex 14.19 23.20 Isa 63.9

2 Corinthians 12:4

6) paradijs en gehoord

Zie 2 Cor. 12:2.

2Co 12.2

7) niet is geoorloofd te spreken.

Of, niet kan uitspreken; namelijk omdat zij het begrip des mensen in dit leven teboven gaan; of, omdat God zulks niet heeft gewild, alzo deze dingen Paulus alleen gediend hebben om hem te sterken tegen al de zwarigheden, die hem in zijn dienst bejegenden. Anders heeft Paulus den gansen raad Gods van de zaligheid der mensen aan de gemeenten geopenbaard. Zie Hand. 20:27.

Ac 20.27

Galatians 1:1

1) een apostel,

Zie van dit woord, Luk. 6:13.

Lu 6.13

2) niet van mensen,

Namelijk die bloot mensen, of niet dan mensen zijn. Deze beschrijving doet de apostel daarbij, om zijn apostolische beroeping en gezag staande te houden tegen de lasteringen der valse apostelen, die zeiden dat hij niet wettiglijk tot het apostelschap was beroepen. Want er zijn twee‰rlei wettige beroepingen tot den dienst des Woords; een die gewoon is, welke wel van God geschiedt, maar door mensen, de orde Gods daarin volgende: zodanige is de beroeping van de gewone dienaren des Woords. En er is ene beroeping, die zonder dienst der mensen van God zelf, of van den Heere Christus geschiedt; zodanig is geweest de beroeping der profeten in het Oude Testament, en der apostelen in het Nieuwe Testament. Deze beroeping is buitengewoon, en altijd vergezelschapt met de gave van niet te kunnen dwalen in het leren, 2 Petr. 1:21; Joh. 16:13. Dat de apostel Paulus door zulke een extra-ordinaire beroeping geroepen is, wordt klaarlijk beschreven Hand. 9:22.

2Pe 1.21 Joh 16.13 Ac 9.22

3) Die Hem uit

En daarmede openlijk heeft betoond dat Hij de eigen Zoon Gods was. Zie Hand. 13:32; Rom. 1:4.

Ac 13.32 Ro 1.4

Galatians 2:2

5) door een openbaring,

Namelijk Gods, die door zijnen Geest en in gezichten Paulus alleszins openbaarde, waar Hij zijn dienst wilde gebruiken. Zie Hand. 13:2, en Hand. 16:7,10, en Hand. 18:9, en Hand. 19:21, en Hand. 22:17, en Hand. 23:11.

Ac 13.2 16.7,10 18.9 19.21 22.17 23.11

6) stelde

Het Griekse woord betekent iemand enige zaak met onderlinge samenreding verhalen.

7) hun het Evangelie

Namelijk den apostelen en leraars, die te Jeruzalem waren. Dit geschiedde in het openbaar voor allen.

8) in het bijzonder

Namelijk om alzo te beter gelegenheid te hebben, om mijne leer van mij te verstaan en hunne overeenstemming met mij te betuigen.

9) in achting waren,

Namelijk van wege hunne gaven en aanzien in de gemeente, ouderdom, of, anderszins; en dienvolgens de bekwaamste waren om daarvan te oordelen. Deze worden genoemd Gal. 2:9.

Ga 2.9

10) tevergeefs zou

Dat is, zonder vrucht te doen onder de heidenen, hetwelk zou geschied zijn, indien hij de lasteringen der valse broeders hiermede niet had wederlegd en teniet gedaan.

11) lopen of

Dat is, den dienst des Evangelies volbrengen; ene gelijkenis van dergenen, die om strijd lopen in een loopbaan, om den prijs te winnen; 2 Tim. 4:7.

2Ti 4.7

Galatians 2:6

26) degenen, die

Dat is, de andere apostelen, die met rechten bij de gemeenten in grote achting zijn.

27) hoedanigen zij

Dat is, wat zij geweest zijn eer zij tot apostelen geroepen waren. Of, wat voordelen zij voor mij gehad hebben, eer ik tot een apostel ben geroepen geweest.

28) verschilt mij niet;

Dat is, daar is mij niet aan gelegen. Of, daar zie ik niet op. Of, dat verschilt niet van mijn doen en leren.

29) God neemt den

Van deze wijze van spreken, zie Matth. 22:16; Hand. 10:34. Dat is, in zaken van waarheid ziet God niet op enige uiterlijke voordelen of aanzien dergenen, die de waarheid leren, maar alleen op de zaak zelve.

Mt 22.16 Ac 10.34

30) hebben mij niets

Namelijk aangaande de leer des Evangelies, dat ik van hen iets zou geleerd hebben, hetwelk mij de Heere Christus zelf niet zou geopenbaard hebben.

1 Peter 4:3

8) den voorgaande tijd

Namelijk die onze bekering in onze onwetendheid voorgegaan is.

9) der heidenen wil

Dat is, hoewel wij Joden waren nochtans geleefd hebben naar de gewoonte of lusten der heidenen, waar wij onder woonden; niet dat de apostel zelf juist zo geleefd had, maar hij spreekt zo bij een wijze van spreken, die communicatie wordt genoemd.

10) gruwelijke afgoderijen;

Of ongeoorloofd, onbehoorlijk. Dit wordt daar niet bij gedaan als of er enige afgoderij ware, die niet gruwelijk of ongeoorloofd is; maar om uit te drukken de afgrijselijkheid der afgoderij, waartoe de Joden zich van de heidenen, waar zij onder woonden, ook dikwijls lieten verleiden om hun te behagen.

Copyright information for DutKant