Daniel 2:46

133) Toen viel de koning Nebukadnezar op zijn aangezicht,

Tevoren beval hij dat men Dani‰l doden zou, Dan. 2:13; nu doet hij hem grote eer aan. De natuurlijke mens, aan welke zijde hij valt, kan geen maat houden.

Da 2.13

134) aanbad Dani‰l;

Indien hierdoor verstaan wordt, gelijk sommigen gevoelen, een burgerlijke of hoofse eerbied, zo heeft de koning zulks doende niet gezondigd; gelijk ook Dani‰l niet, zulks toelatende. Het betaamt ons dit gevoelen van den heiligen profeet Dani‰l te hebben, dat hij alle goddelijke eer heeft geweigerd aan te nemen, veel meer zal hij den koning bestraft hebben, als hij zou gemerkt hebben dat de koning zulks wilde doen. Gelijk de heidenen wel plegen; vergelijk Hand. 14:11, enz.

Ac 14.11

Daniel 3:29

67) lastering spreekt

Of, dwaling, of vergrijping spreekt; dat is, een ijdel, lichtvaardig en dwalend woord spreekt, die zich met woorden tegen den God van Sadrach, enz., vergrijpt; hoeveel meer die een smadelijk of lasterlijk woord zouden gesproken hebben?

68) tegen den God

Hij doet den waren God die eer nog niet, die hij zijn beeld of afgod gedaan heeft, bevelende allen volken en nati‰n het aan te bidden. Van den waren God gebiedt hij alleen, dat men geen kwaad van Hem spreken en Hem niet lasteren zou; ook noemt hij den waren God niet zijn God, maar den god van Sadrach, enz. Waaruit af te nemen is dat Nebukadnezar zijne afgoden niet verlaten heeft, maar de schrik en vrees hebben hem deze belijdenis uitgeperst. Dit blijkt ook uit Dan. 4; want toen hij wederom een droom had, heeft hij de Chalde‰n en tovenaars wederom aangezocht om de uitlegging daarvan te hebben.

69) in stukken gehouwen worde,

Zie boven Dan. 2:5.

Da 2.5

69) zijn huis tot een drekhoop gesteld worde;

Zie boven Dan. 2:5.

Da 2.5

70) Die alzo verlossen kan.

Namelijk, zo wonderlijk, zo snel, zo machtig. Anders: die verlossen kan gelijk deze.

Daniel 4:37

112) Nu prijs ik, Nebukadnezar,

Te weten nadat ik al het bovenverhaalde heb beleefd en bevonden. Anders: daarom prijs ik, enz.

113) verheerlijk den Koning des hemels,

Dat nochtans deze koning niet ganselijk tot den waren God is bekeerd geweest, blijkt boven Dan. 4:8, waar hij Bel zijn God noemt: Niemand kan twee heren tegelijk dienen, Matth. 6:24.

Da 4.8 Mt 6.24

114) al Zijn werken waarheid,

Dat is, alles wat Hij belooft, voorzegt en dreigt, dat is waar, zeker en vast; daar is niets berispelijks in.

115) Zijn paden

Dat is, zijne handelingen, werken en daden.

116) gerichten zijn;

Zij bestaan niet alleen in het gericht, maar zij zijn zelf een regel en richtsnoer van alle gerichten; zijne handelingen stellen het gericht.

117) Hij is machtig te vernederen degenen,

Hier bekent de koning openlijk zijne zonde der hovaardij, waarmede hij die straf wel verdiend had.

Daniel 5:29

80) en zij bekleedden Dani‰l met purper,

De koning heeft aldus willen betonen en doen blijken, niet alleen dat hij zijne belofte wilde houden, Dan. 5:16, maar ook betonen dat hij onverschrokken was.

Da 5.16

81) van hem,

Of, over, voor hem.

82) dat hij de derde heerser in dat koninkrijk was.

Het is vermoedelijk dat wel Dani‰l ongaarne dezen zwaren last op zich genomen heeft, nochtans heeft hij het gedaan, om door dat middel zijn ellendige landslieden te mogen behulpzaam zijn, in de aanstaande verandering der monarchie.

Copyright information for DutKant