Deuteronomy 12:11

17) keur uwer geloften,

Dat is, wat gij van het beste uitgelezen en den HEERE beloofd hebt.

2 Chronicles 6:5

7) verkoren

Zie 1 Kon. 8:16.

1Ki 8.16

8) dat Mijn Naam

Zie 1 Kon. 8:16.

1Ki 8.16

9) en geen man

De Heere heeft tevoren zijn volk wel vorsten, richters en leidsmannen toegeschikt, maar niet als David, bij wiens nakomelingen de opperheid der regering, tot de toekomst van den Messias [van wiens eeuwig koninkrijk hij een voorbeeld was], blijven moest.

Zechariah 2:12

35) Juda

Te weten, de uitverkorenen uit het Joodse volk, de ware Joden, die in Christus geloven zullen.

36) erven voor Zijn deel,

Dat is, voor zijn eigen volk hebben en houden, en als zijn eigendom beminnen en bewaren. Anders: dan zal de Heere Juda zijn erfdeel erfelijk bezitten; zie Deut. 32:9.

De 32.9

37) in het heilige land,

Hebr. in het land der heiligheid; dat is, in het land Kana„n, afbeeldende de kerk Gods.

38) verkiezen.

Zie de aantekening bij Zach. 1:17.

Zec 1.17

Acts 15:18

43) van eeuwigheid bekend.

Dat is, al wat God in den tijd doet, dat heeft Hij van eeuwigheid besloten alzo te doen.

Copyright information for DutKant