Deuteronomy 28:63

Job 9:27

54) gebaar

Hebreeuws, aangezicht; dat is mijn ongesteld wezen en droevig gelaat.

Job 10:20

39) Houd op,

Te weten, van mij dus te straffen.

40) zet van mij af,

Dat is, houd op van mij te belegeren. Vergelijk Ps. 3:7; Jes. 22:7.

Ps 3.6 Isa 22.7

Psalms 39:13

22) zwijg

Of, wees niet doof, houdt U niet of Gij doof waart tot al mijn geween, dat ik met uitstorting van tranen voor U doe.

23) vreemdeling

En dienvolgens heb ik van doen dat Gij mij voorstaat, geleidt en helpt, totdat ik kom in het hemelse Kana„n, waar het burgerschap en het vaderland der gelovigen is. Zie Hebr. 11:13,14,15,16. Filipp. 3:20.

Heb 11.13,14,15,16 Php 3.20

24) vaders

Dat is, voorvaders, voorouders.

Copyright information for DutKant