Ephesians 4:5

10) Een Heere,

Namelijk Jezus Christus, gelijk blijkt uit Ef. 4:6, waar God en de Vader van hem onderscheiden wordt.

Eph 4.6

11) een doop,

Namelijk niet alleen in het getal, maar ook de bediening over u allen; Rom. 6:3,4.

Ro 6.3,4

1 Peter 3:21

48) Waarvan het

Dit ziet op de ark en den ingang van Noach in de ark, door welke Noach is behouden gebleven in het water van den zondvloed, waarin de anderen vergingen.

49) tegenbeeld, de doop,

De doop wordt alzo genoemd, omdat hij een sacrament is van onze behoudenis uit het algemeen verderf der wereldse mensen, gelijk de ark was een middel van de lichamelijke behoudenis van Noach en de zijnen uit het verderf der eerste wereld.

50) niet die een aflegging

Dat is, die doop behoudt onze zielen eigenlijk niet, die uitwendig is, en waardoor de vuiligheid des lichaams wordt afgewassen, welke ook vele huichelaars en mond-christenen deelachtig zijn; maar, wil hij zeggen, die inwendig is, en door het bloed en den Geest van Christus aan onze zielen geschiedt.

51) des lichaams,

Grieks van het vlees.

52) die een vraag is

Of afvraging. Het Griekse woord betekent hier zulk een afvraging, die met een ernstige begeerte is gemengd van hetgeen waarnaar men vraagt, gelijk als men iemand om raad en hulp vraagt of verzoekt.

53) van een goed geweten

Dat is, die door het bloed en den Geest van Jezus Christus is gereinigd; Hebr. 9:14. En hierdoor wordt verstaan de vrijmoedige toegang en aanspraak der gelovigen in hun vertrouwen, en in hun gebeden tot God, als tot hunnen vader; zie Rom. 8:15; Gal. 4:6, welke een afscheidbare vrucht is van de vergeving onzer zonden en van onze vernieuwing of wedergeboorte. Anderen menen, dat hier gezien wordt op het gebruik van den doop der volwassenen in de eerste Kerk, welken afgevraagd werd of zij ook den duivel en de wereld voortaan wilden afzweren, en in een nieuw leven, met een goed geweten voor God wandelen; waarop zij antwoordden: ja; welke vraag en antwoord door dit Griekse woord eperotema zou verstaan worden. Dit antwoord dan uit een goede of gereinigde conscientie voor God spruitende, betuigt ook den inwendigen doop des harten.

Heb 9.14 Ro 8.15 Ga 4.6

54) door de opstanding

Namelijk die een volkomen bewijs is van Christus' voldoening voor onze zonden, en een onderpand van de opwekking van den nieuwen mens en van onze zalige opstanding hiernamaals. Zie Rom. 6:3, enz.

Ro 6.3
Copyright information for DutKant