Exodus 18:21

24) kloeke mannen, God vrezende,

Anders, sterke, dappere, geharde mannen. Zie Gen. 47:6.

Ge 47.6

25) waarachtige mannen,

Hebreeuws, mannen der waarheid of, getrouwheid.

26) stel ze over hen,

Tot deze deugden, die in de regeerders van landen en steden vereist worden, voegt Mozes nog enige er bij, Exod. 23:6; Deut. 1:16, en Deut. 16:18; zie ook 2 Kron. 19:7, en Jes. 33:15.

Ex 23.6 De 1.16 16.18 2Ch 19.7 Isa 33.15

Exodus 18:25

29) kloeke mannen,

Welken last en les Mozes dezen mannen gegeven heeft, zie Deut. 1:16,17.

De 1.16,17

Deuteronomy 3:18

25) gebood ik ulieden

Dit gebod ging den Rubenieten, Gadieten en den halven stam van Manasse aan.

Judges 11:1

1) Gileadiet,

Zie boven, Richt. 10:3.

Jud 10.3

2) hoerekind;

Hebreeuws, was een zoon ener vrouw, ener hoer. Zie Deut. 23:2. Anders, de zonen ener waardin.

De 23.2

3) Gilead had Jeftha gegenereerd.

Te onderscheiden van Gilead, den zoon van Machir, Joz. 17:1,3, zijnde nochtans een zijner nakomelingen, van denzelfden naam.

Jos 17.1,3

Ezra 4:23

46) arm en geweld.

Dat is, niet gewapende hand.

Psalms 49:6

8) kwade

Hebr. dagen des kwaads; dat is tijd van tegenspoed en verdriet.

9) ongerechtigheid

Hebr. de ongerechtigheid mijner hielen mij omringt. Of versta, de ongerechtigheid en boosheid mijner vijanden, die mij ten onrechte vervolgen en zo op de hielen zijn dat zij mij somtijds als omsingeld hebben. Hierop slaat de ganse psalm, dat de vromen mogen getroost en goedsmoeds zijn tegen de macht en trotsheid hunner goddelozen vervolgers.

Ezekiel 28:5

Copyright information for DutKant