Exodus 20:5
9) hen dienen; Te weten, noch de afgoden zelf, noch ook Mij door dezelven, gelijk Exod. 32:4,6, door het gouden kalf, en daarna de tien stammen door de twee gouden kalven, 1 Kon. 12:28. Ex 32.4,6 1Ki 12.28 10) een ijverig God, God wordt genoemd een man zijns volks, Jer. 2:2; Hos. 2:19; afgoderij wordt hoerdom genoemd, Deut. 31:16; Richt. 2:17; Jer. 3:9,20; hierom wordt Gods toorn over deze zonde genoemd jaloezie. Jer 2.2 Ho 2.20 De 31.16 Jud 2.17 Jer 3.9,20 11) de kinderen, Dat is, nakomelingen; te weten, zodanigen, die de voetstappen van hun vaders navolgende, ook de zonde der afgoderij begaan. 12) aan het derde, en aan het vierde Hebreeuws, aan de derde en aan de vierde. 13) [lid] dergenen, Of, geslacht.Deuteronomy 5:9
8) ijverig God, Zie boven, Deut. 4:24. De 4.24 9) misdaad der vaderen Of, ongerechtigheid. 10) aan het derde, en aan het vierde [lid] Hebreeuws, aan de derde en aan de vierde.2 Samuel 3:12
26) voor zich tot David, Of, in zijn plaats; dat is, inplaats van zelf te komen, of, uit zijn eigen naam, maar niet uit des konings Isboseths of des rijks naam. Anders, inplaats van dat; dat is, daarom, derhalve. 27) Wiens is het land? Hij wil zeggen: Het koninkrijk van Israls land komt toch niemand toe dan u, wien het van God beloofd is.2 Samuel 14:19
46) hand met u Dat is, doet gij dit alles niet door ingeven en beleid van Joab? 47) iemand Anders, indien er ter rechter- of ter linkerhand is af te wijken, enz. Zij wil zeggen: Men zou toch den koning met leugens niet kunnen bedriegen, alzo hij terstond merkt wat van de zaak is. 48) mond Gelijk boven, 2 Sam. 14:3. 2Sa 14.3Nehemiah 2:18
43) de hand mijns Gods, Vergelijk boven, Neh. 2:8. Ne 2.8 44) sterkten Dat is, zij grepen moed om dit goed en loffelijk werk onbeschroomd bij de hand te nemen.Psalms 119:173
173) mij te hulp Of, komen om mij te helpen.Proverbs 16:5
12) hoog is Dat is, hoogmoedig, hovaardig en trots. Zie van deze ondeugd boven Spreuk. 6:17, en Spreuk. 8:13, idem Spreuk. 16:18. Pr 6.17 8.13 16.18 13) den HEERE Hebreeuws, des Heeren gruwel. 14) hand aan hand, Zie den zin dezer woorden, boven Spreuk. 11:21. Pr 11.21
Copyright information for
DutKant