Exodus 26:33

38) onder de haakjes hangen,

Zie daarvan Exod. 26:6.

Ex 26.6

39) de ark der getuigenis

Zie boven, Exod. 25:16.

Ex 25.16

40) deze voorhang

Tot dit einde was eigenlijk het voorhangsel gemaakt, om de mensen af te sluiten en het ingaan te verhinderen, ja zelfs het inzien in het heilige der heiligen, waar de ark was; Exod. 40:3. Zie ook Hebr. 9:8.

Ex 40.3 Heb 9.8

41) het heilige,

Hebreeuws, de heiligheid.

42) het heilige der heiligen.

Hebreeuws, de heiligheid der heiligheden; en alzo in Exod. 26:34.

Ex 26.34

Leviticus 2:3

9) een heiligheid der heiligheden

Dat is, een zeer heilig ding, of van zeer grote en voortreffelijke heiligheid. Alzo Exod. 30:36, en onder, Lev. 2:10, en Lev. 24:9, enz. Het is een manier van spreken, betekenende de vergroting en de verheffing desgenen, van wien gesproken wordt. Alzo wordt God genoemd de God der Goden, en de Heere der heren; Ps. 136:2,3. Het lied van Salomo, het lied der liederen, Hoogl. 1:1. Vergelijk de aantekeningen Gen. 9:25.

Ex 30.36 Le 2.10 24.9 Ps 136.2,3 So 1.1 Ge 9.25

Song of Solomon 1:1

1) Hooglied,

Hebreeuws, het Lied der liederen; dat is, een zeer schoon en bovemate treffelijk lied. Zie de aantekening Gen. 9:25.

Ge 9.25

2) hetwelk

Anders, hetwelk Salomo aangaat. Verstaande door Salomo Jezus Christus, wiens voorbeeld Salomo geweest is in koninklijke hoogheid en glorie, alsook in wijsheid en in het onderwijzen des volks.

Ezekiel 41:22

49) altaars was drie ellen,

Hierdoor wordt verstaan het reukaltaar, staande voor het heilige der heiligen, terstond genoemd het heiligdom. In Salomo's tempel en Mozes' tabernakel was dit altaar met fijn goud overtrokken. Zie Exod. 30:1,2; 2 Kron. 4:19. De maten van dit waren in dezen nieuwen tempel groter dan tevoren, afbeeldende de voorbidding van onzen advokaat, den Heere Christus, die voor zijns Vaders aangezicht steeds voor ons verschijnt, niet alleen voor de gelovigen Joden, maar ook alle gelovige heidenen in alle hoeken der wereld, mitsgaders de gebeden, die wij in Christus' naam doen en die voor Gods aangezicht opklimmen. Zie hiervan Ps. 141:2; 1 Joh. 2:1,2; Openb. 5:8, enz.

Ex 30.1,2 2Ch 4.19 Ps 141.2 1Jo 2.1,2 Re 5.8

50) lengte twee ellen,

Versta, het bovenste berd of blad, waar men het reukwerk op stelde.

51) wanden waren van hout.

Dat is, zijden.

52) hij sprak tot mij:

Te weten de man, die den profeet geleidde en alles hem vertoonde; zie boven Ezech. 40:3.

Eze 40.3

53) tafel,

Een zeer lieflijke naam van dit reukaltaar, te kennen gevende dat de Heere Christus niet alleen ons altaar, maar ook onze waard en tafel is, nodigende, onthalende en verzadigende alle rechte gelovige aanbidders met de genietingen en gemeenschap zijner heilzame verdiensten, hier aanvankelijk en hierna volkomenlijk. Vergelijk Ps. 16:1, en Ps. 23:5, en Ps. 36:9, met de aantekening; Spreuk. 9:2, enz.; idem Mal. 1:7,12, met de aantekening; Matth. 8:11, en Matth. 22:2, enz.; Luk. 22:29,30; Openb. 3:20.

Ps 16.1 23.5 36.8 Pr 9.2 Mal 1.7,12 Mt 8.11 22.2 Lu 22.29,30 Re 3.20
Copyright information for DutKant