Exodus 29:17

16) zult gij in zijn delen delen;

Of, in zijn stukken houwen; te weten, nadat het vel daarvan afgetrokken zal zijn; Lev. 1:6.

Le 1.6

Leviticus 1:9

17) ingewand,

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk het naaste van enig ding, hetwelk is het binnenste, of, het midden daarvan, hoedanig het ingewand der beesten is.

18) vuuroffer,

Dat is, dat door het vuur gans verteerd en verslonden moest worden. Zie Exod. 29:18. Zodanig was het brandoffer.

Ex 29.18

19) tot een liefelijken reuk den HEERE.

Dat is, den HEERE zeer aangenaam en welgevallig, en waarmede Hij wel tevreden is; hetwelk van de offeranden der beesten gezegd wordt niet ten aanzien van haarzelven, maar van de offerande van Christus, die zij betekenden, welke eigenlijk het slachtoffer is, Gode tot een welriekenden reuk; Ef. 5:2. Zie ook Gen. 8:21.

Eph 5.2 Ge 8.21

Leviticus 1:13

Leviticus 8:11

17) wasvat en zijn voet,

Dat is, een vat, waarin de priesters, wanneer zij in den tabernakel gingen, hunne handen en voeten, mitsgaders het vlees der offeranden en het gereedschap, tot den godsdienst behorende, wiesen. Zie Exod. 30:18,19,20, en Exod. 40:7,30, en boven, Lev. 6:28.

Ex 30.18,19,20 40.7,30 Le 6.28

Leviticus 8:21

24) met water;

Zie boven, Lev. 8:11.

Le 8.11

25) tot een liefelijken reuk,

Zie boven, Lev. 1:9, en Gen. 8:21.

Le 1.9 Ge 8.21

Leviticus 9:14

Ezekiel 40:22

61) men ging daarin

Hebreeuws, zij gingen, of, zij zouden opgaan; dat is, men ging op, gelijk elders dikwijls. Vergelijk onder Ezech. 40:38,41,42.

Eze 40.38,41,42

62) voor aan dezelve.

Hebreeuws, voor het aangezicht van dien. Alzo Ezech. 40:26.

Eze 40.26

Acts 22:16

17) uw zonden afwassen,

Dat is, tot een teken en verzegeling, dat uwe zonden door het bloed en den Geest van Christus afgewassen zijn; ene wijze van spreken, die van de sacramenten dikwijls gebruikt wordt. Zie Mark. 1:4; Ef. 5:26, hetwelk nader verklaard wordt Matth. 3:11; 1 Petr. 3:21; 1 Joh. 1:7.

Mr 1.4 Eph 5.26 Mt 3.11 1Pe 3.21 1Jo 1.7

1 Corinthians 6:11

20) sommigen; maar

Namelijk de een in het een en de ander in het ander. Want hoewel in alle heidenen niet al deze zonden altijd openbaar zijn geweest, nochtans is de wortel van allen in hen, en de een of de ander breekt bij gelegenheden altijd uit; en allen waren zij afgodendienaars. Zie Rom. 1:29; Ef. 2:1,2,3, en Ef. 4:17,18.

Ro 1.29 Eph 2.1,2,3 4.17,18

21) gij zijt afgewassen,

Dat is, van de heersende macht van zulke zonden gezuiverd; namelijk door uwe heiligmaking; bestaande in de vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid van Christus, waarvan de doop een teken en zegel is. Zie Mark. 1:4; Hand. 22:16; Rom. 6:4; Ef. 5:26; Tit. 3:5; 1 Petr. 3:21.

Mr 1.4 Ac 22.16 Ro 6.4 Eph 5.26 Tit 3.5 1Pe 3.21

22) in den naam

Dat is, om Jezus Christus' en Zijner verdiensten wil. Want het bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle onze zonden; 1 Joh. 1:7; Openb. 1:5.

1Jo 1.7 Re 1.5
Copyright information for DutKant