Exodus 3:14

18) IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL!

Anders, Ik ben die Ik ben, of, Ik zal zijn die Ik was; komende in den grond overeen met den naam Jehovah. Dit betekent, dat God, die Mozes zond, eeuwig is in wezen, getrouw in zijn beloften, en alvermogend in haar uitvoering; vergelijk Openb. 1:4,8, en Openb. 16:5; Hebr. 13:8.

Re 1.4,8 16.5 Heb 13.8

2 Corinthians 1:19-20

40) was niet ja en neen,

Namelijk in onze prediking. Gelijk Christus de Zaligmaker niet veranderlijk is, maar gisteren, heden en in eeuwigheid dezelfde is, Hebr. 13:8, alzo is Hij ook niet anders van ons gepredikt en is altijd hetzelfde Evangelie van Christus aan de gemeente van ons voorgesteld. Zie Gal. 1:7,8,9.

Heb 13.8 Ga 1.7,8,9

41) in Hem.

Namelijk God. Want gelijk hij Hem den Zoon Gods genaamd had, zo betuigt hij ook dat Christus is Ja, dat is, standvastigheid en waarheid in God of in Gods beloften, die enkel waarheid en vastheid zijn, gelijk in 2 Cor. 1:20 verklaard wordt.

2Co 1.20
42) in Hem ja en zijn

Namelijk in Christus Jezus. Want gelijk Christus altijd dezelfde is in Gods beloften, die onveranderlijk zijn, alzo zijn alle beloften Gods van onze zaligheid Ja, dat is waarheid, en Amen, dat is gewisheid en vastigheid, in Christus, omdat God in het Nieuwe Verbond gene beloften der zaligheid doet noch volbrengt dan in Christus en door Christus. Zie Joh. 14:6; Hand. 4:12; Ef. 1:3, enz.

Joh 14.6 Ac 4.12 Eph 1.3

43) door ons.

Dat is, door den dienst van ons apostelen en leraars, die in deze leer ook niemand moeten kennen dan Christus en dien gekruisigd; 1 Cor. 2:2; Col. 2:9,10, enz.

1Co 2.2 Col 2.9,10

Revelation of John 1:8

23) Alfa

Deze wijze van spreken is genomen uit het Griekse A. B., in welke taal Johannes hier schrijft, waar de A., door hen genoemd Alfa, de eerste, en de grote O, door hen genoemd Omega, de laatste letter is, gelijk in den tekst ook wordt verklaard.

24) het begin

Namelijk van alle dingen, hetwelk van God gezegd wordt, niet alleen omdat Hij van eeuwigheid v¢¢r alle schepselen geweest is, en, al is het dat de schepselen veranderen of vergaan, Hij evenwel altijd dezelfde blijft. Hebr. 1:11,12; maar ook omdat Hij de oorsprong en het einde is van allen, daar alle dingen van Hem en tot Zijn eer zijn; Spreuk. 16:4; Rom. 11:36. Zie ook Jes. 41:4, en Jes. 44:6.

Heb 1.11,12 Pr 16.4 Ro 11.36 Isa 41.4 44.6

25) de Heere,

Namelijk Christus, die zich hier aan Johannes openbaart, en van wien in Openb. 1:7 is gesproken; wien als den enigen God met den Vader, deze eigenschappen ook hierna Openb. 1:11,17, en Openb. 22:13, uitdrukkelijk worden toegeschreven.

Re 1.7,11,17 22.13
Copyright information for DutKant