Exodus 30:1-2

1) des reukwerks maken;

Om iederen dag reukwerk daarop aan te steken. Dit altaar stond in het voorste deel des tabernakels voor het voorhangsel. Het was wel eigenlijk tot het reukwerk gemaakt, doch somtijds werd daarop ook de verzoening met bloed gedaan, gelijk te zien is onder, Exod. 30:10, en Lev. 4:7.

Ex 30.10 Le 4.7

2 Chronicles 4:19

Psalms 141:2

3) Mijn gebed

Hij wil zeggen: Mijn gebed zij U zo aangenaam als het reukwerk en offeranden, die men U [achtervolgens de inzetting der wet] offert.

4) reukwerk voor

Te weten, dat gerookt werd op het reukaltaar in den tabernakel; Exod. 30:7,8,34.

Ex 30.7,8,34

5) de opheffing

Dat is, mijn gebed, hetwelk ik doe met opgeheven handen, of psalmen, gelijk er in het Hebr. staat; omdat men dikwijls in grote devotie of aandacht des gebeds de open handen of palmen naar den hemel toe verheft, als wensende den zegen Gods te ontvangen. Verg. Job 11:13, en Ps. 44:21, en Ps. 63:5, en Ps. 88:10; en Klaagl. 2:19, en Klaagl. 3:41. Zie ook 1 Kon. 8:22, en Ps. 28:2.

Job 11.13 Ps 44.20 63.4 88.9 La 2.19 3.41 1Ki 8.22 Ps 28.2

6) het avondoffer.

Dat is, hetwelk alle avonden placht geofferd te worden. Zie Exod. 29:39,40,41,42; Num. 28:2,3,4,5,6,7,8.

Ex 29.39,40,41,42 Nu 28.2,3,4,5,6,7,8

1 John 2:1-2

1) kinderkens, ik

Dit woord gebruikt hij om zijn vriendelijkheid tegen hen te betonen, gelijk Christus, Joh. 13:33; en noemt de gelovigen met dezen naam, niet alleen omdat hij velen van hen door de prediking van het Evangelie gelijk als gebaard had, 1 Cor. 4:15; Filem.:10; maar ook om zijn hogen ouderdom.

Joh 13.33 1Co 4.15

2) opdat gij niet zondigt.

Dat is, niet opdat gij deze leer zoudt misbruiken om daarop te vrijer te zondigen.

3) En indien iemand

Of maar.

4) wij hebben een

Dat is, opdat gij zoudt weten, en u daarmede troosten, dat wij hebben, enz.

5) Voorspraak

Grieks paracleton; welke titel eigenlijk betekent een advocaat of voorspraak, die iemands zaak voorspreekt en uitvoert in gericht; en wordt hier Christus toegeschreven, omdat Hij bij den Vader voor ons bidt; Rom. 8:34.

Ro 8.34

6) bij den Vader,

Namelijk dien wij met onze zonden hebben vertoornd.

7) den Rechtvaardige;

Zo wordt Hij toegenaamd Jes. 53:11; Zach. 9:9; Hand. 7:52; omdat Hij zonder enige zonde is geweest. Zie 1 Joh. 3:5, en daarom bekwaam om onze voorspraak te wezen; Hebr. 7:26; en 1 Petr. 3:18.

Isa 53.11 Zec 9.9 Ac 7.52 1Jo 3.5 Heb 7.26 1Pe 3.18
8) verzoening

Grieks hilasmos; verzoening, dat is, verzoener; gelijk in denzelfden zin Paulus Hem noemt hilasterion; dat is, verzoendeksel, Rom. 3:25. Zie de aantekeningen aldaar. En Hij wordt hier de verzoening zelf genoemd, omdat Hij zichzelf tot verzoening heeft opgeofferd, Joh. 17:19; Hebr. 10:14, en dat Hij alleen en volmaakt ons met God verzoend heeft; Hebr. 9:28.

Ro 3.25 Joh 17.19 Heb 10.14 9.28

9) voor onze zonden;

Namelijk omdat Hij voor deze in onze plaats de straf dragende, en daarmede de gerechtigheid Gods voldoende, den toorn Gods stilt, en zo God met de mensen verzoent; 2 Cor. 5:21.

2Co 5.21

10) de onze, maar

Namelijk der apostelen en der andere gelovigen die nu leven.

11) der gehele wereld.

Dat is, van alle mensen, die in de ganse wereld uit alle volken, Joh. 11:52; Openb. 5:9, nog in Hem zullen geloven. Want dat Hij alle en een ieder mens in de gehele wereld met God niet verzoent, blijkt zo uit de ervaring, als ook daaruit, dat Hij niet voor alle en voor een ieder mens den Vader heeft gebeden, Joh. 17:9, maar alleen voor degenen, die in Hem zullen geloven; Joh. 17:20.

Joh 11.52 Re 5.9 Joh 17.9,20

Revelation of John 5:8

17) genomen had,

Namelijk om de zegelen daarvan te openen en hetgeen daarin begrepen was te openbaren, gelijk Openb. 6:1, en vervolgens tot het einde van deze openbaring.

Re 6.1

18) vielen de vier dieren en de vier en twintig

Gelijk zij hiervoor, Openb. 4:10, voor degene die op den troon zat hadden gedaan, waarmee zij bewijzen, dat zij Hem ook erkennen voor den enigen en waarachtigen God, van ‚‚n wezen en heerlijkheid met den Vader, gelijk de engelen en alle andere schepselen, in het volgende Hem ook dezelfde eer geven, die zij Gode den Vader geven.

Re 4.10

19) citeren en gouden fiolen,

Namelijk gelijk de priesters en levieten in den tempel plachten te gebruiken. Van de citers, als instrumenten van muziek, waarmee zij hun harten verhieven en God loofden, is alom te lezen in de psalmen van David. Van de fiolen, schalen of kruiken van reukwerk, zie 2 Kron. 4:22; Zach. 14:20; door welk reukwerk, de gebeden, die tot God opklommen en Hem in Christus aangenaam waren, werden betekend, gelijk te zien is Ps. 141:2.

2Ch 4.22 Zec 14.20 Ps 141.2

20) welke zijn de gebeden der heiligen.

Dat is, welke betekenen de gebeden der heiligen; en wordt hier gezien op de wijze van doen in het Oude Testament. Want gelijk de priesters dagelijks en de hogepriester eens in het jaar het reukwerk, gevoegd met het bloed der offeranden, Lev. 16:13; Hebr. 9:4, enz., voor God offerden, om te kennen te geven, dat zij als voorgangers der gemeente, en te zamen met de gemeente van het Oude Testament, hun gebeden en dankzeggingen tot God brachten, zo wordt ook hier afgebeeld, dat de voorgangers der gemeente, zo van het Oude als van het Nieuwe Testament, in de triomferende Kerk in den hemel ook gezamenlijk hun gebeden en dankzeggingen in Christus voor Gods troon brengen, gelijk met deze vier dieren en vier en twintig ouderlingen ook alle andere heiligen in den hemel hier verstaan worden, naar den inhoud van den lofzang, die in Openb. 5:9 wordt uitgedrukt en nader verklaard Openb. 6:10, en Openb. 7:9,10,15, en Openb. 8:3.

Le 16.13 Heb 9.4 Re 5.9 6.10 7.9,10,15 8.3
Copyright information for DutKant