Ezekiel 17:10

39) zal hij geplant zijnde gedijen?

Deze vraag loochent sterkelijk.

40) Zal hij niet,

Deze vraag verzekert sterkelijk.

41) oostenwind hem aanroert,

Versta den koning van Babel, die den koning Zedekia, al zijne macht en de stad Jeruzalem zou verderven, gelijk de vruchten van den oostenwind verdorven worden; Gen. 41:6.

Ge 41.6

42) gans verdrogen?

Hebreeuws, verdrogende verdrogen.

43) Op de bedden

Te weten waarin hij geplant is om wel bevochtigd te worden en wel te groeien. Of, tezamen met de voren, dat is met het land Juda mede, waarin hij staat, zal hij verdorren en vergaan. Of, de voren, da is de middelen, waardoor hij water zal zoeken, dat is hulp uit Egypte te krijgen, zullen mede vergaan.

44) van zijn gewas

Dat is, waarin hij wast of groeit; alzo boven Ezech. 17:7, de bedden zijner planting; dat is, waarin hij geplant was.

Eze 17.7

Ezekiel 19:12

39) grimmigheid uitgerukt,

Versta de rechtvaardige gramschap van God.

40) oostenwind

Deze betekent hier den koning van Babel met zijn ganse heirleger, gelijk boven Ezech. 17:10.

Eze 17.10

41) sterke roeden

Zie op Ezech. 19:11.

Eze 19.11

42) vuur heeft ze verteerd.

Te weten der goddelijke wraak.

Hosea 13:15

50) hij zal vrucht voortbrengen

Efra‹m, hoe ongezien en ongelooflijk het nu schijnt te zijn, zal nochtans in mijne kerk geplant zijnde, als een goede boom, nog goede vruchten voortbrengen, dat is, boetvaardig en gelovig geworden zijnde, goede werken doen. Zie Matth. 3:8, enz. Deze belofte slaat zeer aardiglijk op de gelijkheid van het Hebreeuwse woord Jafri, dat is, hij zal vrucht dragen, of vruchtbaar maken, en van den naam Efra‹m. Hij, [de Messias, Efra‹ms Verlosser, van wien in het voorgaande gesproken is] Hij zal [hem] [Efra‹m] vruchtbaar maken. Verstaande ook wijders het volgende tot aan het einde van Hos. 13: van Christus' geweld en macht tegen zijne en zijner kerke voorzeide vijanden.

Mt 3.8

51) een

Hier keert de profeet weder tot de strafpredikatie. Vergelijk boven Hos. 12:12.

Ho 12.11

52) oostenwind komen,

Versta, den Assyri‰r, of de verwoesting, die hij zou aanrichten. Vergelijk Ezech. 19:12, en boven Hos. 4:19, en Hos. 12:2.

Eze 19.12 Ho 4.19 12.1

53) des HEEREN,

Dien de Heere door zijn rechtvaardig oordeel tot Efra‹ms straf verwekken zal, om hem te verstrooien, totdat hen Christus weder vergadere.

54) uit de woestijn;

En dienvolgens geweldig, onverhinderd en glad doorgaande.

55) zijn springader zal uitdrogen;

Van Efra‹m, en van de andere stammen, die zijn kwaad voorbeeld navolgden.

56) die zal den schat

Dat is, van al zijn vermogen en rijkdom, dien hij door Gods zegen heeft, zal hij beroofd worden, gelijk in het volgende verklaard wordt.

57) die zal den schat

Te weten, wind, dat is, de vijand, de Assyri‰r, die bij dien oostenwind vergeleken is.

58) gewenste

Gelijk Nah. 2:9.

Na 2.9

59) huisraad roven.

Van het Hebreeuwse woord, zie Lev. 15:4, en Ezech. 16:17.

Le 15.4 Eze 16.17
Copyright information for DutKant