Ezekiel 21:14

47) sla hand tegen hand;

Dat is, sla de handen samen, te weten tot een teken van ontsteltenis en droefheid over de moedwillige verkeerdheid der Joden en hun verschrikkelijken ondergang. Alzo boven Ezech. 6:11. Zie de aantekening. Het kan ook zijn dat den profeet dit handklappen bevolen wordt, om te betekenen hoe de Chalde‰n elkander ophitsen zouden om de Joden aan te vallen. Vergelijk Ezech. 21:17, en onder Ezech. 22:13.

Eze 6.11 21.17 22.13

48) ten derden male,

Dat is, dikwijls gebruikt worden om de Joden te verderven. Of versta dit van drie grote slachtingen, die de Chalde‰n onder de Joden gedaan hebben. Zie van de eerste, 2 Kon. 25:5,6,7; Jer. 52:8,9,10,11, van de tweede, 2 Kon. 25:8,9,10, enz.; Jer. 52:12,13,14, enz. en van de derde, die na den dood van Gedalia onder de Joden, die in Egypte gevlucht waren, van de Chalde‰n ook gedaan is. Zie Jer. 41, Jer. 42, Jer. 43, Jer. 44, Jer. 45, Jer. 46.

2Ki 25.5,6,7 Jer 52.8,9,10,11 2Ki 25.8,9,10 Jer 52.12,13,14

49) dergenen,

Dat is, hetwelk vele mensen verslaan of ombrengen zal.

50) groten,

Dat is, waarmede niet alleen geringe en gemene lieden, maar ook heren en vorsten verslagen zullen worden. Zie van het woord groten, aldus genomen, 2 Kon. 5:1, en 2 Kon. 10:6, en de aantekening.

2Ki 5.1 10.6

51) tot hen in de binnenste kameren

Dat is, tot degenen, die zich in de verborgenste plaatsen versteken zullen om het zwaard te ontgaan; vergelijk 1 Kon. 20:30, en 1 Kon. 22:25. Hebreeuws, da tot hen in het binnenste inkameren zal, of is inkamerende.

1Ki 20.30 22.25
Copyright information for DutKant