Ezekiel 47:13-14

40) Dit zal de landpale zijn,

Vergelijk met deze landpalen Num. 34, en Joz. 15; tot Joz. 20, en zie de aantekening aldaar. Uit de vergelijking zal het onderscheid blijken, dat tussen beiden is, hetwelk ons voorts aanleiding kan geven tot de betrachting van het geestelijk Isra‰l en hemels Kana„n.

41) [twee]

Een voor Manasse, en een voor Efra‹m. Zie Gen. 48:5; 1 Kron. 5:1,2; onder Ezech. 48:4,5.

Ge 48.5 1Ch 5.1,2 Eze 48.4,5

42) snoeren.

Dat is, delen, die men met snoeren placht af te meten; zie Ps. 16:5,6.

Ps 16.5,6
43) de een zowel als de ander;

Hebreeuws, de man gelijk zijn broeder; dat is, de een zal zowel, of zoveel erven als de ander, want er zal ruimte genoeg in het hemelse Kana„n, of het huis van onzen hemelsen Vader, voor alle gelovigen door Christus bereid zijn, Joh. 14:2, zie wijders in Ezech. 48.

Joh 14.2

44) hand heb opgeheven,

Dat is, gezworen; zie Gen. 14:22.

Ge 14.22

45) vallen.

Te weten door het lot, dat is, gij zult het bij loting delen; alzo boven Ezech. 45:1, onder Ezech. 47:22, tot een teken dat het een genadegeschenk Gods en een kinderlijk erf was; doch zie boven Ezech. 45:1. Indien men houdt dat het zoveel is, alsof het woord lot in den tekst ware uitgedrukt, zo kan men de loting duiden op het bijzondere deel van elkeen, want de gemene landpalen der stammen worden in Ezech. 48: van God uitgedrukt.

Eze 45.1 47.22 45.1

Ezekiel 48:23

Revelation of John 7:5

Copyright information for DutKant