Ezra 1:8

16) Sesbazar,

Deze wordt gehouden voor Zerubbabel, die in Chaldea alzo vernoemd is. Zie onder, Ezra 3:2, en Ezra 5:2,14,16.

Ezr 3.2 5.2,14,16

Ezra 3:2

4) Jesua,

Zie boven, Ezra 2:2.

Ezr 2.2

5) broederen,

Dat is, verwanten, bloedvrienden, en zo in het volgende.

6) zoon van Sealthiel,

Dat is, kindskind; want hij was een zoon van Pedaja, die Sealthi‰ls zoon was; 1 Kron. 3:17,18,19. Hij wordt Matth. 1:12 Salathi‰l genoemd.

1Ch 3.17,18,19 Mt 1.12

7) man Gods.

Zie Richt. 13:6.

Jud 13.6

Ezra 3:9

21) Juda,

Boven, Ezra 2:40 genoemd Hodavja, en Neh. 7:43 Hodeva.

Ezr 2.40 Ne 7.43

Nehemiah 7:6-7

16) Dit zijn de kinderen

Zie van dit register, Ezra 2:2, en de andere aantekening daar op dat ganse hoofdstuk.

Ezr 2.2

Haggai 1:1

1) het tweede jaar

Zie de aantekening bij Ezra 4:24, en Ezra 5:1.

Ezr 4.24 5.1

2) Darius,

Hebr. Darjavesch.

3) door den dienst van Haggai,

Hebr. door de hand. Zie de aantekening bij Exod. 9:35; Hand. 11:30, en Hand. 7:35; voorts Hagga‹, anders gemeenlijk genoemd Aggens. Hebr. Chagga‰.

Ex 9.35 Ac 11.30 7.35

4) zoon van Sealthi‰l,

Zoon is hier te zeggen neef, want eigenlijk te spreken was zijn zoon van Pedaja, die een zoon van Seathi‰l was; 1 Kron. 3:17,18,19. Zerubbabel wordt ook genoemd de zoon van Sealthi‰l tot een zoon is aangenomen, uit Luk. 3:27.

1Ch 3.17,18,19 Lu 3.27

5) den vorst van Juda,

Dat is, den vorst uit en over den stam van Juda.

6) den hogepriester,

Hebr. den groten priester, of den grootsten priester.

Matthew 1:13

Copyright information for DutKant