Genesis 11:6

15) nu,

Met deze manier van spreken wordt uitgedrukt Gods toorn, en zijn voornemen om dit werk te beletten.

16) zou hun niet afgesneden worden

Anders, hun zal niet afgesneden, of, belet worden, dat is, zij zullen met hun werk willen voortgaan.

Job 42:2

1) van Uw

Dat is, van al hetgeen Gij naar uw eeuwige en oneindige wijsheid voorgenomen en besloten hebt. Zie van het Hebreeuwse woord boven, Job 21:27.

Job 21.27

2) afgesneden

Dat is, verhinderd, achtergehouden en afgekeerd worden, dat het niet zou worden uitgevoerd. Vergelijk Gen. 11:6, en de aantekening.

Ge 11.6

Jeremiah 3:3

10) regendruppelen

Of, regenvlagen, regenbuien.

11) ingehouden,

Te weten van mij, volgens mijne dreigementen; Lev. 26:19; Deut. 28:23,24.

Le 26.19 De 28.23,24

12) spade

Zie Deut. 11:14.

De 11.14

13) hoerenvoorhoofd,

Hebreeuws, ener vrouw ener hoer; gelijk dikwijls.

14) weigert

Dat is, gij wilt u niet schamen, dat gij immers behoort te doen als gij mijne landplagen gevoelt.

Jeremiah 17:8

28) gevoelt het niet,

Hebreeuws, ziet, gelijk in het voorgaande Jes. 17:6, dat is, hij lijdt daarvan geen schade, verdroogt daarom niet.

Isa 17.6

29) blijft groen,

Hebreeuws, is. Zie Ps. 37:18.

Ps 37.18

30) droogte

Zie van het Hebreeuwse woord boven Jer. 14:1.

Jer 14.1

31) zorgt hij niet,

Bij gelijkenis gesproken, gelijk tevoren, ziet niet; dat is, gevoelt niet.

32) houdt niet op

Hebreeuws, wijkt niet.

33) dragen.

Hebreeuws, maken; zie boven Jer. 12:2.

Jer 12.2
Copyright information for DutKant