Genesis 22:17

31) Voorzeker

Hebr. zegenende zegenen, en vermenigvuldigende zal Ik vermenigvuldigen.

32) aan den

Hebr. aan de lip der zee; alzo onder, Gen. 41:4; Joz. 11:4, 1 Sam. 13:5.

Ge 41.4 Jos 11.4 1Sa 13.5

33) de poort

Dat is, gebied, geweld, steden en landen, want bij de ouden is in de poort het gericht geweest, Deut. 21:19; en Deut. 22:15; Amos 5:12,15; Zach. 8:16, idem, der steden sterkte. Zie Richt. 5:8; Ps. 147:13; Jes. 22:7; Ezech. 21:22. Hierom zijn ook poorten de steden zelf, Deut. 22:15 en Deut. 18:6, ja de steden van een geheel land, Jer. 14:2. Dit is ten aanzien van het lichamelijke vervuld in Jozua, David, enz., maar voornamelijk en geestelijk in den Messias, Ps. 2:8,9 en Ps. 110:1,2,3; Col. 2:15, die zijn kerk en dienstknechten ziujn overwinning deelachtig maakt; 1 Cor. 15:57; 2 Cor. 2:14 en 2 Cor. 10:5,6.

De 21.19 22.15 Am 5.12,15 Zec 8.16 Jud 5.8 Ps 147.13 Isa 22.7 Eze 21.22 De 22.15 18.6 Jer 14.2 Ps 2.8,9 110.1,2,3 Col 2.15 1Co 15.57 2Co 2.14 10.5,6

Job 5:4

9) in de poort,

Dat is, in het rechthuis, want in de poorten der steden werd gericht gehouden, ten aanzien en aanhore des volks, dat uit- en inging. Zie

Psalms 127:5

16) die zijnen pijlkoker

Die zijn huis vol van zulke kinderen heeft.

17) zij zullen niet beschaamd

Dat is, zij zullen uit vrees voor hunne wederpartijders hun rechtvaardige zaak niet behoeven onbeantwoord te laten, als zij voor den rechter verschijnen.

18) spreken zullen in

Dat is, te pleiten hebben voor het gericht, hetwelk in de stadspoorten pleegt te geschieden. Zie de aantekening bij Gen. 34:20.

Ge 34.20

Isaiah 29:21

74) schuldig

Hebreeuws, doen zondigen, of tot een zondaar maken; dat is, beschuldigen, alsof hij een grote zonde begaan had.

75) om een woord,

Niet kunnende verdragen dat men hunne goddeloosheid ter goeder trouw en in ernst bestraft. Dit is vervuld in onzen Zaligmaker Christus Jezus en in zijne apostelen.

76) in de poort;

Dat is, voor het gericht, [zie de aantekening Gen. 22:17, en Gen. 34:20]. Of, in de poort; dat is, openlijk, in de openbare verzameling; zie Amos 5:10. Anders: en leggen dien strikken in de poort, die hen bestraft; dat is, en zoeken derzelver verderf door valse beschuldigingen.

Ge 22.17 34.20 Am 5.10

77) in het woeste.

Waar men noch te bijten noch te breken vindt, en waar alles verschrikkelijk is. De zin is: Die door hun valse aanklacht teweegbrengen dat de rechtvaardige door het gericht veroordeeld en in ellende verwezen wordt. Anders: om een nietig ding.

Amos 5:12

33) zij benauwen den rechtvaardige,

Of, gij benauwt, enz.

34) zoengeld,

Of, losgeld, rantsoen, om den schuldigen en strafwaardige vrij te laten, tegen Gods wet, Num. 35:31. Of, zij nemen het van den onschuldige, die het hun moet geven zo hij hun geweld ontgaan wil.

Nu 35.31

35) verstoten de nooddruftigen

Te weten, van zijn recht, of wijzen hem af, doen hem ter zijde afgaan, van zijn recht, dat buigende en verkerende.

36) poort.

Gelijk in Amos 5:10.

Am 5.10
Copyright information for DutKant