Genesis 24:31

41) gij gezegende

Een voortreffelijke titel, dien de Israelieten aan Gods voortreffelijke vrienden plachten te geven, beduidende dat God hun welgedaan had, en nog met zijn genade en weldadigheid hun steeds nabij was; zie onder, Gen. 26:29; Ruth 3:10; Ps. 115:15.

Ge 26.29 Ru 3.10 Ps 115.15

42) bereid,

Of, gezuiverd, gereinigd, uitgeruimd, en alles wat in den weg was, weggedaan. Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen Lev. 14:36.

Le 14.36

Ruth 2:20

36) den HEERE,

Dat is, van den Heere. Vergelijk Gen. 24:31, en onder, Ruth 3:10.

Ge 24.31 Ru 3.10

37) Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten

Namelijk, Boaz.

38) levenden

Aan u en mij.

39) doden! Voorts zeide

Mijn verstorven man en beide zonen, zijnde van zijn bloed, om wier wil en gedachtenis hij ons beiden goed heeft gedaan; of, wien hij in hun leven goed heeft gedaan, gelijk hij nu aan ons doet, om hunnentwil.

40) lossers.

Dat is, die recht heeft ons erfgoed en personen, vervreemd en verkocht zijnde, vanwege naaste bloedverwantschap te lossen, weder te kopen en vrij te maken, en zelfs ook u ten huwelijk te nemen, naar de wetten, Lev. 25:25,47, enz.; Deut. 25:5, enz.; Matth. 22:24, enz.

Le 25.25,47 De 25.5 Mt 22.24

Ruth 3:10

16) hebt deze uw laatste weldadigheid

De zin is, wat gij nu doet is nog beter dan het voorgaande, dat gij gedaan hebt aan uw verstorven man en uw schoonmoeder Naomi. Zie boven, Ruth 1:8, en Ruth 2:11.

Ru 1.8 2.11
Copyright information for DutKant