Genesis 27:41

56) haatte

Deze haat is overge‰rfd op de kinderen en nakomelingen; Ezech. 35:5; Amos 1:11; Obadja:10

Eze 35.5 Am 1.11

57) zeide in

Te weten, bij zichzelven. Hoewel hij het niet alleen gedacht heeft, maar ook met woorden of gebaren geopenbaard, aldus dat het ter oren van zijn moeder gekomen is, gelijk blijkt Gen. 27:42.

Ge 27.42

Psalms 137:7

21) gedenk aan

Te weten, om hen te straffen. De kinderen van Edom; dat is, de Edomieten zijn altijd vijanden der Isra‰lieten geweest, en zij waren de Babyloni‰rs bijgevallen toen Jeruzalem verwoest werd; Ezech. 25:12.

Eze 25.12

22) den dag van Jeruzalem;

Te weten, den dag der verwoesting van Jeruzalem. Dag voor dag der ellende staat ook Ps. 37:13; Ezech. 30:9; Hos. 1:11, enz.

Ps 37.13 Eze 30.9 Ho 1.11

23) zeiden:

Te weten, tot de Babyloni‰rs.

24) Ontbloot ze, ontbloot

Te weten, de stad en de huizen, die daarin staan; die verstorende en afbrekende tot de fondamenten toe. De Edomieten, vijanden zijnde der Isra‰lieten, gunden hun wel deze verwoesting van Jeruzalem, ja zij hielpen die bevorderen zoveel zij konden. Dit wordt hun verweten, zie Obad. 12: Obad. 13: Obad. 14, enz.

25) tot haar fondament toe!

Hebr. tot het fondament in haar; dat is, zolang als er enig fondament in of aan haar is.

Copyright information for DutKant