Genesis 40:22

33) hing hij op,

Te weten, door zijn scherprechter; wat men door een ander doet, wordt men gezegd zelf te doen, zowel het kwade, boven, Gen. 20:3; 1 Sam. 22:21; 2 Sam. 12:9, en 2 Sam. 24:10; 1 Kon. 21:19, als het goede, en middelmatige, onder, Gen. 46:29; 1 Kon. 3:4, en 1 Kon. 7:1,2.

Ge 20.3 1Sa 22.21 2Sa 12.9 24.10 1Ki 21.19 Ge 46.29 1Ki 3.4 1Ki 7.1,2

Genesis 41:14

21) zij deden

Hebr. zij deden hem lopen.

22) en men schoor

Anders, hij liet zich scheren. Jozef liet zijn haar wassen in de gevangenis tot een teken van droefheid, zie 2 Sam. 19:24, of naar de gewoonte der gevangenen; maar nu heeft hij zich laten scheren en zijn klederen veranderd, opdat hij niet met een ijselijk en treurig gelaat, met vuile en versleten klederen voor den koning zou verschijnen, hetgeen ongeoorloofd was; zie Esther 4:2.

2Sa 19.24 Es 4.2

Leviticus 21:5

6) kaalheid maken,

Hebreeuws, de kaalheid niet kaal maken.

2 Samuel 14:26

62) beschoor,

Dat is, liet scheren, en alzo in het volgende.

63) van elk jaar,

Hebreeuws, van dagen tot dagen; dat is, van jaar tot jaar, of elk jaar. Zie Lev. 25:29.

Le 25.29

64) naar des konings gewicht.

Dat is, naar het gewicht van den gemenen burgerlijken sikkel, en niet den heiligen. Zie Gen. 20:16. Hebreeuws, Naar den steen des konings; dat is, naar het koninklijk gewicht. Zie Lev. 19:36, en Deut. 25:13.

Ge 20.16 Le 19.36 De 25.13

Jeremiah 41:5

8) Sichem,

Zie Richt. 8:31.

Jud 8.31

9) Silo,

Zie Joz. 18:1.

Jos 18.1

10) Samaria,

Zie 1 Kon. 16:24.

1Ki 16.24

11) gesneden;

Of, zichzelven insnijding gemaakt hebbende; te weten in hun vlees, met messen of priemen; hebbende deze verboden wijze [van baardscheren en insnijdingen des vleses te maken] van de heidenen aangenomen, of willende in slechte eenvoudigheid buitengewone droefenis betonen over den buitengewoon erbarmelijken toestand van Gods volk; vergelijk boven Jer. 16:6.

Jer 16.6

12) hand,

Dat is, hadden zij medegenomen, hadden zij bij zich. Zie 2 Sam. 8:10; om hunne genegenheid te tonen, ter plaatse waar men placht te offeren, die nu verbrand was; 2 Kon. 25:9.

2Sa 8.10 2Ki 25.9

Jeremiah 48:37

93) alle hoofden zijn kaal,

Hebreeuws, alle kop, is kaalheid, idem baard, enz. Dit waren alle tekenen van rouw en harteleed. Zie boven Jer. 16:6, en Gen. 37:34.

Jer 16.6 Ge 37.34

Micah 1:16

61) u

Gij inwoners van Marescha en de andere vorengemelde plaatsen. Sommigen duiden het op Jeruzalem of Zion, en de wegvoering naar Babel.

62) kaal en scheer u

Tot teken van grote rouw. Zie Jer. 16:6.

Jer 16.6

63) troetelkinderen

Hebr. kinderen, of zoner van uw wellusten, of vermakingen; dat is, uw lieve kinderen.

64) verwijd uw kaalheid

Dat is, maak u zeer kaal, wijd en breed; zo kaal gelijk de arend wordt wanneer hij aan het ververen is en al zijn pluimen en veren verliest.

65) gevankelijk van u zijn weggevoerd

Te weten uw troetelkinderen.

Copyright information for DutKant