Genesis 43:16

21) slachtvee,

Hebr. slachting; dat is, vee, hetwelk geslacht werd om gegeten te worden. Verg. Spreuk. 9:2.

Pr 9.2

Psalms 37:14

23) uitgetrokken

Hebr. geopend; omdat de schede door het uittrekken van het zwaard geopend wordt.

24) gespannen

Hebr. getreden. Zie Ps. 7:13.

Ps 7.12

25) ellendige

Deze titels der vromen verklaren de belofte, die hun God hier doet. Zie vs. 1, en verg. Ps. 37:16,19,21,25,26.

Ps 37.1,16,19,21,25,26

26) weg zijn

Dat is, van leven en wandel; alzo Ps. 37:23.

Ps 37.23

Proverbs 9:2

5) Zij

De wijsheid wordt hier vergeleken bij een koning, die open hof houdt. Vergelijk Matth. 22:2,3, enz.

Mt 22.2,3

6) slachtvee

Versta het Woord Gods, het ware voedsel der ziel, mitsgaders alle geestelijke en zaligmakende weldaden, die ons daarin beloofd en in de sacramenten aangeboden worden, waarop volgen zal de volmaakte vreugde van het toekomende leven.

7) geslacht.

Te weten, om te koken, en daarna den genoden voor te zetten. Alzo Gen. 43:16; 1 Sam. 25:11.

Ge 43.16 1Sa 25.11

8) gemengd;

Dit ziet op de wijze van doen, gebruikelijk in hete landen, waar men den wijn met water mengt om zijne kracht te matigen, of vermengt met verscheidene specerijen; onder Spreuk. 9:5, en Spreuk. 23:30; Jes. 5:22, en Jes. 65:11.

Pr 9.5 23.30 Isa 5.22 65.11

9) toegericht.

Te weten, door de gerechten daarop in orde te zetten. Vergelijk de manier van spreken met Ps. 23:5, en Ps. 78:19; Jes. 21:5.

Ps 23.5 78.19 Isa 21.5

Isaiah 34:6

18) van het bloed

Ene gelijkenis, genomen van de slachtoffers van het Oude Testament.

19) der lammeren

Dat is, van de mensen, die klein en gering zijn. Of, lammeren betekent de jongen, bokken de ouden.

20) een slachtoffer

Of, ene slachting. Het Hebreeuwse woord, hetwelk dikwijls een slachtoffer betekent, is ook meermalen voor slachting genomen, gelijk Gen. 31:54; 1 Sam. 28:24, en 1 Kon. 19:21.

Ge 31.54 1Sa 28.24 1Ki 19.21

21) Bozra,

Dit was de hoofdstad in der Edomieten land, en zij is geweest een voorbeeld der stad Rome. Vergelijk hiermede Openb. 18:2; van Bozra in Moab, zie Jer. 48:24.

Re 18.2 Jer 48.24

Jeremiah 25:34

74) herders!

Regeerders in politie en kerk.

75) [in de as],

Dit is hier ingevoegd uit boven Jer. 6:26.

Jer 6.26

76) heerlijken van de kudde!

Alzo noemt God de voortreffelijksten en machtigsten onder het volk; alzo Jer. 25:35,36; zie van het Hebreeuwse woord Ps. 8:2.

Jer 25.35,36 Ps 8.1

77) uw dagen zijn vervuld,

Die u van God verordineerd zijn; zie Ps. 37:13.

Ps 37.13

78) slachten zal,

Te weten, u, of de een den ander.

79) verstrooiingen,

Versta, de dagen uwer verstrooiingen; [dat is, dat gij verstrooid zult worden] of, uwe verstrooiingen zijn nabij.

80) kostelijk vat.

Hebreeuws, vat d er begeerte, of van den lust, van den wens; dat is, schoon, lustig, kostelijk, gewenst [zie 2 Kron. 32:27]; de zin is dat al hunne schoonheid en heerlijkheid vergaan zal, gelijk [bij exempel] een schoon en kostelijk glas, of iets anders, dat van zeer brekelijke stof gemaakt zijnde, in stukken valt, en nergens meer toe deugt noch weder samengezet of hermaakt kan worden.

2Ch 32.27
Copyright information for DutKant