Genesis 43:27
38) vraagde hun Hebr. vraagde hun naar den vrede; dat is, naar hun welvaren; of hoe het met hen ging; alzo Exod. 18:7; Richt. 18:15; 1 Sam. 25:5. Van het woord vrede, zie boven, Gen. 37:14. Ex 18.7 Jud 18.15 1Sa 25.5 Ge 37.14 39) Is het wel Hebr. heeft hij vrede? en zo vervolgens. Zie boven, Gen. 29:6. Ge 29.6
Copyright information for
DutKant