Genesis 49:24

49) zijn boog

Dat is, zijn sterkte en welvaart is in haar geheel gebleven, zodat hij niet kon vernield worden door zijn vijanden. Enigen verstaan door den boog, het geloof van Jozef; door zijn armen, zijn deugden.

50) handen van den

De handen Gods; betekenen zijn almachtige sterkte; Exod. 13:3; Ps. 10:12; Ezech. 39:21, enz.

Ex 13.3 Ps 10.12 Eze 39.21

51) Machtige

Dat is, van God, die Jakob en zijn huisgezin door zijn macht beschermd heeft.

52) daarvan is hij

Dat is, van God, die alleen de fontein is en de gever alles goeds.

53) herder, een

Versta, Jozef, wien God gesteld had tot een herder, om voedsel te beschikken den Egyptenaars en anderen volken, doch in het bijzonder Jakobs huis, om welke oorzaak hij ook een steen, of, rots van toevlucht genoemd wordt.

Joshua 1:14

8) gewapend trekken,

Zie Exod. 13:18.

Ex 13.18

9) alle strijdbare helden,

Hij wil zeggen dat allen, die uit deze stammen dezen tocht zouden doen, moesten zijn uitgelezen mannen, helden, wel gewapend.

2 Samuel 2:13

32) Joab,

Deze was Davids krijgsoverste, gelijk Abner Isboseths. Zeruja was Davids zuster. Zie 1 Kron. 2:16.

1Ch 2.16

33) vijver van Gibeon;

Die buiten Gibeon was aan de zuidzijde van Gibeon.

Copyright information for DutKant