Hosea 14:2-3

6) toe;

Zie van deze manier van spreken, zich tot God toe bekeren, Joel 2:12.

Joe 2.12

7) gevallen

Verg. Hos. 4:5, en Hos. 5:5.

Ho 4.5 5.5
8) woorden met u,

Versta, de belijdenis uwer zonden met vurige en gelovige gebeden om genade, en oprechte beloften van dankbaarheid, waarvan het voorschrift volgt.

9) Neem weg alle ongerechtigheid,

Dat is, vergeef, reken niet toe. Zie Ps. 25:18, en Ps. 32:1.

Ps 25.18 32.1

10) geef het

Hebr. neem, dat is, neem en geef, neem om ons te geven, of onder ons uit te delen, breng aan. Zie Gen. 12:15, en Gen. 24:22, en Ps. 68:19. Anders: ontvang [ons] goediglijk, of neem het goede aan; dat is zie aan, of ontvang genadiglijk onze bekering en goede werken, die wij als wedergeboren kinderen doen.

Ge 12.15 24.22 Ps 68.18

11) goede,

Dat is, allerlei geestelijken en lichamelijken zegen, of goeddaden, weldaden; zie Matth. 7:11; vergeleken met Luk. 11:13.

Mt 7.11 Lu 11.13

12) betalen

Voor uw onverdiende ganade zullen wij u bewijzen onze schuldige dankbaarheid.

13) varren onzer lippen.

Of aldus: Varren, [te weten de varren, of jonge ossen] onzer lippen. Anders: varren [met] onze lippen; alsof zij zeiden: Wij weten wel dat Gij met het slachten en offeren der beesten niet tevreden zijt, daarom zullen wij U offeren de geestelijke offerranden van lof en dankzegging. Zie Ps. 50:14, en Ps. 69:31,32, en Ps. 116:12,13; Hebr. 13:15, enz.

Ps 50.14 69.30,31 116.12,13 Heb 13.15
Copyright information for DutKant