Isaiah 28:2

7) een sterke

Te weten den koning van Assyri‰, door wien de Heere had voorgenomen de tien stammen van Isra‰l te straffen en hun land te verderven.

8) een poort

Dit betekent de verwoesting en ondergang van den gansen stand van het Isra‰litische rijk. In de stadspoorten plachten de overheden te zitten ten gericht. Of men kan het zo nemen, poort des verderfs; dat is, een wijde opening tot ondergang. Anders: Een onweder des verderfs.

9) sterke

Of, veler wateren.

10) met de hand.

Dat is, met kracht, Salmanassar heeft het koninkrijk der tien stammen in weinige jaren overmeesterd; 2 Kon. 18:10,11.

2Ki 18.10,11

Isaiah 30:30

109) Zijn heerlijke

Hebreeuws, de heerlijkheid zijner stem; dat is, den donder en andere uitwendige tekenen zijns toorns tegen de vijanden zijner kerk. Zie Ps. 29:3.

Ps 29.3

110) de nederlating

Te weten, als Hij zijn krachtigen arm zal nederlaten om de Assyri‰rs te slaan, namelijk in de belegering der stad Libna, of zijn optocht naar Jeruzalem. Zie 2 Kon. 19:8,35.

2Ki 19.8,35

111) een vloed,

Gelijk Jes. 4:6.

Isa 4.6

Jeremiah 15:9

27) Zij,

Namelijk Jeruzalem, die zoveel volk uitgaf als ene vrouw die zeven, dat is, vele [zie Gen. 4:15] kinderen voortbrengt.

Ge 4.15

28) ziel

Is gestorven van hartzeer en jammer, en troosteloos. Vergelijk Job 11:20.

Job 11.20

29) zon

Dat is, haar vreugde, of bloeiende staat, is veranderd in de uiterste droefenis en ellende, ten tijde als zij nog in haar bloei was of meende te zijn. Vergelijk 2 Sam. 23:4; Amos 8:9; Micha 3:6.

2Sa 23.4 Am 8.9 Mic 3.6

30) dag was;

Of, hunlieder dag.

31) overblijfsel

Die in het eerst niet zijn omgebracht.

Ezekiel 32:7

19) uitblussen,

Gelijk men een kaars, lamp, of vuur uitblust; vergelijk Job 18:5,6, met de aantekening; idem, 2 Sam. 14:7, en 2 Sam. 21:17.

Job 18.5,6 2Sa 14.7 21.17

20) bedekken,

Dat is, de wereld door dit mijn oordeel met schrik vervullen, en alles als in rouw zetten; vergelijk Jes. 13:10; Jo‰l. 2:30,31, en boven Ezech. 31:15; idem Gen. 15:12, met de aantekening.

Isa 13.10 Joe 2.30,31 Eze 31.15 Ge 15.12

Luke 22:32

42) ophoude;

Of, aflate; dat is, ten enenmale verga, of uitgeblust worde, door de verzoeking des Satans, die u zal bejegenen. Alzo bidt Hij ook voor alle gelovigen; Joh. 17:20; Rom. 8:34.

Joh 17.20 Ro 8.34

Revelation of John 6:2

4) En ik zag, en ziet,

Sommigen verstaan, bij de gezichten, die op de opening van de vier eerste zegelen volgen, de vier heerschappijen, waarvan Dani‰l heeft geprofeteerd. Doch dit gevoelen wordt wederlegd uit hetgeen in Openb. 1:1, en Openb. 4:1, is gezegd, namelijk dat hier vertoond worden dingen die na dezen geschieden moesten, niet dan zodanige dingen die nu lang tevoren geschied waren. Die het nu van toekomende dingen verklaren, zijn ook van twee‰rlei mening. Enigen verstaan door de verschijningen die op de opening dezer zegelen vertoond worden, de veranderingen en zwarigheden, die het Romeinse rijk, van dezen tijd af tot de tijden van keizer Constantijn toe, die de eerste christen-keizer is geweest, zijn overkomen; zo namelijk, dat het witte paard met zijn overwinnende ruiter Christus zou betekenen, die gelijk hij nu reeds door zijn apostelen had begonnen, zo ook voortaan door andere getrouwe leraars de heidense afgoderij en andere ijdele godsdiensten zou onder den voet brengen, en het Romeinse rijk in dit stuk alzo in een geheel anderen staat herstellen. Het rode paard, de bloedstortingen en burgerlijke tweedracht, die in dit rijk onder verscheidene keizers zouden ontstaan. Het zwarte paard, de hongersnoden en dure tijden, die God tot een straf onder hen tot verscheidene malen heeft gezonden. Het vale paard, de zware pesten en andere vurige ziekten en sterften, die in dit rijk zouden voorkomen; en dat alles vanwege de vervolgingen, die zij tegen de christenen tot tien malen toe hebben verwekt. Waarop na de opening van het vijfde zegel, de zielen der gedode christenen voor God om wraak zouden roepen, die na de opening van het zesde zegel verhoord zijn voor God; na welken Constantijn is verwekt, die de tirannische keizers en vervolgers der gemeente Maxintius, Maximianus, Licinius en andere van huns gelijken heeft ten onder gebracht, den heidensen afgoden al hun aanzien benomen, en al hun dienaars tot de uiterste wanhoop gebracht. Dit gevoelen over dit hoofdstuk komt met de eigenschappen van deze gezichten, en met de geschiedenis van dien tijd, niet kwalijk overeen. Doch aleer hier eigenlijk van Christus, als een Lam dat geslacht is, wordt gesproken, dat met Zijn bloed Zijn gemeente heeft gekocht, en alleen gewag gemaakt wordt van vier dieren en vier en twintig ouderlingen, die alle voorgangers der gemeente van Christus zijn, gelijk in het voorgaande hoofdstuk verklaard is, zo is het wel zo gelofelijk, dat in deze en alle andere komende gezichten, gezien wordt op de veranderingen en zwarigheden, als ook vertroostingen, die de Kerk van Christus al de wereld door zouden overkomen, gelijk in het vervolg zal worden aangetekend.

Re 1.1 4.1

5) een wit paard, en Die

Hierdoor wordt de zuivere prediking van het Evangelie verstaan, welke Christus de koning der koningen, die dit paard regeert [gelijk hierna verklaard wordt Openb. 19:11, enz.], door de gehele wereld met de kracht van Zijn Geest, als met Zijn boog, gewapend zijnde, heeft verbreid, en allen tegenstand door Zijn dienaren heeft overwonnen, zo dat Hij, niettegenstaande de vervolgingen van de heidense en andere barbaarse of ketterse koningen in Oosten en Westen daarin de overhand heeft behouden.

Re 19.11

Revelation of John 9:4

6) dat zij het gras der aarde niet

Dat is, de ware gelovigen, die op den akker des Heeren groeien en groenen; Ps. 1:3, en Ps. 92:13. Dit wordt gezegd om te tonen, dat hier van geen eigenlijk genoemde sprinkhanen wordt gesproken, maar van geveinsde en schadelijke mensen, gelijk hun volgende beschrijving ook aantoont.

Ps 1.3 92.12

7) die het zegel Gods aan hun voorhoofden

Zie van dit zegel Gods hiervoor Openb. 7:3,4.

Re 7.3,4
Copyright information for DutKant