Isaiah 30:26

89) het licht der maan

Dat is, uwe vreugde zal zeer groot zijn, vooreerst als gij wederom in uw vaderland zult wederkeren, maar inzonderheid als Christus verschijnen zal; alsdan zal het licht zijner kennis en de heerlijkheid, welke God zijne kerk geven zal, zeer voortreffelijk zijn. Zie Jes. 24:23, en de Schriftuurplaatsen aldaar aangetekend.

Isa 24.23

90) zevenvoudig

Of, zevenmaal groter.

91) het licht van zeven dagen;

Of, schijn, of schijnsel. De zin is: De glans der zon zal zo groot zijn alsof er zeven zonnen tegelijk schenen en alsof het licht van zeven klare dagen ineengesmolten of samen verenigd was; versta dit alles van het overgrote geestelijke licht der kennis in geestelijke zaken.

92) als de HEERE

Dat is, als de Heere zijn volk uit Babel verlossen en weder in het Joodse land brengen zal; maar inzonderheid als Hij hun Christus, den waren medicijnmeester der ziel, zenden zal, die hun de zonden vergeven en hen door den Heiligen Geest wederbaren zal.

93) de wonde,

Hebreeuws, de wonde zijner slaging, of plaag.

94) waarmede

Of, die hem geslagen is.

Isaiah 60:20

85) Uw zon

Dat is, uw God [die uw zon wil wezen, Ps. 84:12], zal niet meer het licht zijns aanschijns van u nemen.

Ps 84.11

86) uw maan

Hebreeuws, uwe maan zal niet verzameld worden; dat is, haar licht niet inhouden, of niet weggenomen, niet geweerd worden. Vergelijk Jo‰l. 2:10.

Joe 2.10

87) tot een eeuwig

Hebreeuws, tot een licht der eeuwigheid.

88) uwer treuring

Of, van uwen rouw, of van uw leed.

89) zullen een einde nemen.

Of, zullen voleind zijn. Hebreeuws, zullen volkomen zijn; vergelijk Openb. 21:4. Zie ook Jes. 61:2,3.

Re 21.4 Isa 61.2,3

Ezekiel 16:14

47) ging van u een naam uit

Zie de belofte hiervan, Gen. 12:2; Deut. 4:6,7,8. De vervulling Num. 23:8,21, enz.; Joz. 2:9; 2 Samm. 7:9; 1 Kon. 10:1, enz. en 1 Kon. 24: enz.; 2 Kron. 32:33.

Ge 12.2 De 4.6,7,8 Nu 23.8,21 Jos 2.9,2 Eze 7.9 1Ki 10.1 2Ch 32.33

48) heerlijkheid,

Zie boven Ezech. 16:10,13.

Eze 16.10,13

Ezekiel 32:7-8

19) uitblussen,

Gelijk men een kaars, lamp, of vuur uitblust; vergelijk Job 18:5,6, met de aantekening; idem, 2 Sam. 14:7, en 2 Sam. 21:17.

Job 18.5,6 2Sa 14.7 21.17

20) bedekken,

Dat is, de wereld door dit mijn oordeel met schrik vervullen, en alles als in rouw zetten; vergelijk Jes. 13:10; Jo‰l. 2:30,31, en boven Ezech. 31:15; idem Gen. 15:12, met de aantekening.

Isa 13.10 Joe 2.30,31 Eze 31.15 Ge 15.12
21) lichtende lichten aan den hemel,

Hebreeuws, lichten des lichts.

22) maken, spreekt de Heere HEERE.

Of, brengen. Hebreeuws, geven, stellen.

Joel 3:15

37) zon en maan zijn zwart geworden,

Gelijk in Joel 2:10; zie aldaar. Alle tekenen [wil de profeet zeggen] zijn er, die voor den dag des Heeren zullen voorgaan.

Joe 2.10
Copyright information for DutKant