Isaiah 42:7

29) te openen

Te weten door de predikatie van het heilige Evangelie en de verlichting van den Heiligen Geest; zie Hand. 13:46,47, en Hand. 26:17,18.

Ac 13.46,47 26.17,18

30) de blinde ogen,

Te weten de ogen van het verstand. Zie Jes. 35:5.

Isa 35.5

31) uit te voeren

Te weten uit de geestelijke dienstbaarheid der zonde en des duivels, de uitverkorenen alzo bevrijdende en verlossende uit den schrik en de vrees der hel. Zie Jes. 49:9, en Jes. 61:1; Luk. 4:18; Hebr. 2:14,15.

Isa 49.9 61.1 Lu 4.18 Heb 2.14,15

32) duisternis

Versta hier, de duisternis der onwetendheid. Zie boven, Jes. 9:1.

Isa 9.2

Isaiah 42:16

49) de blinden

Dat is, die den waren God tevoren niet kenden, maar van Hem en zijne leer afdwaalden en in grote blindheid der onwetendheid en afgoderij staken.

50) leiden

Te weten door mijn Geest en de predikatie van het heilig Evangelie.

51) door den weg,

Dat is, door den weg der hemelse en zaligmakende waarheid en godzaligheid.

Acts 26:18

24) ogen te openen,

Dat is, hun verstand, namelijk door de predikatie mijns Evangelies.

25) van de duisternis

Dat is, van de natuurlijke blindheid en wereldse onwetendheid, tot de rechte en ware kennis Gods ter eeuwige zaligheid.

26) een erfdeel

Grieks een lot; omdat de erfdelen veeltijds door het lot uitgedeeld worden.

Ephesians 5:8

9) duisternis,

Dat is, duister of onwetend van verstand, om het goede van het kwade behoorlijk te onderscheiden. Zie Ef. 4:18.

Eph 4.18

10) licht in den Heere;

Dat is, door Gods Geest verlicht, om het goede van het kwade te onderscheiden, en anderen met een goed voorbeeld als lichten voor te gaan.

11) kinderen des lichts.

Dat is, die het licht van het Evangelie deelachtig zijt, en daarvan belijdenis doet, en u daarvan noemt en roemt, gelijk kinderen van hunnen vader, 1 Thess. 5:5.

1Th 5.5

1 Peter 2:9

23) gij zijt

Namelijk die Christus met waar geloof hebt aangenomen.

24) een uitverkoren

Dat is, u komen al deze voorrechten en eretitels metterdaad toe, die het ganse volk van Isra‰l doorgaans en inzonderheid Exod. 19:5,6; Deut. 26:18,19, ten opzichte van het uiterlijk verbond worden gegeven; zie ook Mal. 3:16,17, Rom. 9:8.

Ex 19.5,6 De 26.18,19 Mal 3.16,17 Ro 9.8

25) een koninklijk priesterdom,

Dat is, koningen en priesters, gelijk Johannes spreekt Openb. 1:6. Mozes zegt Exod. 19:6, een priesterlijk koninkrijk. Doch de apostel volgt de Griekse overzetting, dewijl het ‚‚n zin heeft.

Re 1.6 Ex 19.6

26) een verkregen volk;

Grieks een volk tot verkrijging; dat is, dat God Zichzelf door Zijn bloed tot een eigendom heeft verkregen; Hand. 20:28.

Ac 20.28

27) de deugden Desgenen,

Dat is, de eigenschappen, namelijk de wijsheid, mogendheid, rechtvaardigheid, genade en barmhartigheid van God.

28) uit de duisternis

Namelijk van de onwetendheid en natuurlijke boosheid.

29) wonderbaar licht;

Dat is, tot heiligheid en ware kennis van God. Zie Hand. 26:18.

Ac 26.18

1 John 2:8

24) Wederom schrijf

Of daarentegen.

25) een nieuw gebod:

Dat is, dat op een nieuwe wijze van Christus en Zijn apostelen voorgesteld en gedreven wordt, met zijn eigen exempel en bijzondere liefde bevestigd is en door den Geest van God in de harten der gelovigen wordt ingeschreven, volgens de beloften van het Nieuwe Verbond; Jer. 31:22. Zie de aantekeningen Joh. 13:34.

Jer 31.22 Joh 13.34

26) hetgeen waarachtig

Dat is, de liefde die waarlijk in Christus jegens ons is, die zij ook waarlijk in u. Zie Joh. 13:34.

Joh 13.34

27) zij ook in u

Of is.

28) want

Of dat de duisternis, enz.

29) de duisternis

Namelijk van onwetendheid en goddeloosheid, die tevoren in de wereld was eer het Evangelie gepredikt werd; zie dergelijke Rom. 13:12; 1 Thess. 5:4; 1 Petr. 2:9.

Ro 13.12 1Th 5.4 1Pe 2.9

30) het waarachtige licht

Namelijk der zaligmakende kennis van God en Zijner beloften en geboden; Ef. 5:8; 1 Joh. 1:7, en 1 Joh. 2:9.

Eph 5.8 1Jo 1.7 2.9

31) schijnt nu.

Namelijk in de leer van het Evangelie, die wij verkondigen.

Copyright information for DutKant