Isaiah 49:19

86) [in]

De zin is: De menigte dergenen, die zich tot de Christelijke gemeente begeven zullen, zal zo grote zijn dat de kerk, die tevoren als een woeste en eenzame plaats geweest is, zal vervuld, ja schier te eng worden om al de aankomende Christengelovigen uit de heidenen te bevatten, want de gelovigen zullen door de ganse wereld verspreid worden.

87) verstoord

Het Joodse land is verstoord geworden, zo door de Babyloni‰rs als door de Romeinen en andere nati‰n.

88) nu zult gij

Dat is, dan, of al haast. Zie de aantekening Hos. 10:3.

Ho 10.3

89) benauwd

Of, geprangd, geperst worden; te weten als de uitverkoren heidenen tot u zullen inkomen en zich tot de gemeente vervoegen zullen.

90) die u verslonden,

Dat is, die u tevoren schenen te willen verslinden door hun tirannische vervolging en leer, als daar waren de schriftgeleerden, farize‰n en tirannen, enz.

Jeremiah 14:10

24) van dit volk:

Dit is Gods antwoord op de voorbede van Jeremia.

25) zwerven,

Nu naar vreemde heidense volken, dan naar allerlei afgoden, om hulp te zoeken. Zie boven Jer. 2:36, enz.

Jer 2.36

26) nu zal Hij

Dat is, al haast zal Hij hen straffen. Zie Hos. 10:3.

Ho 10.3

27) gedenken,

Zie Gen. 8:1, en vergelijk Hos. 8:13, en Hos. 9:9.

Ge 8.1 Ho 8.13 9.9

28) bezoeken.

Dat is, straffen. Zie Gen. 21:1.

Ge 21.1

Hosea 2:10

25) feesten,

Hebreeuws, feest, nieuwe maand, sabbat, gezette hoogtijd; dat is, zij zullen geen uiterlijken vorm van godsdienst hebben [gelijk onder Hos. 3:4], en dienvolgens gene vreugde noch troost in het houden der feestdagen.

Ho 3.4

Hosea 4:16

46) onbandig, als een onbandige koe;

Of, wederstrevig, gaande in het wild, niet willende geleid zijn op de rechte wegen en blijvende in goede weide, maar onbedwongen, ongebonden, zonder juk, perk, of bestuur, door dik en dun [gelijk men zegt] heenlopen, waarom hun de Heere zal doen als volgt.

47) nu zal

Dat is, in korten tijd, al haast. Zie onder Hos. 10:3.

Ho 10.3

48) hen de HEERE weiden,

De Isra‰lieten.

49) lam in de ruimte.

Gelijk een jong en dom lam, dat in de ruimte gaat, lichtelijk verbijstert, hier en daar in valt, of den wilden dieren in den mond loopt; alzo zal Ik dit volk, dat zo gaarne ongebonden en in het ruime heenloopt, in de ruimte voeren; dat is uit hun land en weide wegvoeren, en in al de vier winden verstrooien onder de heidenen. Sommigen nemen het alzo, dat God Isra‰l eerst wilde als een lam vet weiden; dat is weelderig en rijk maken, en dan als uit de weide halen, om gevoerd te worden ter slachting.

Hosea 8:10

35) Dewijl zij [dan]

Of, schoon zij, hoewel zij, maar ofschoon zij, enz., zo zal Ik hen [toch] verzamelen, enz., gelijk de Hebreeuwse woorden genomen zijn, onder Hos. 9:16. Alsof de Heere zeide: Zij mogen zoveel helpers huren als zij willen, het zal hun toch niet helpen.

Ho 9.16

36) die nu ook verzamelen;

Die heidense helpers, die zij gehuurd hebben, zal Ik tegen henzelven verzamelen om inplaats van hulp, hen te bederven; vergelijk Ezech. 16:37. Anders: Ik zal hen [de Isra‰lieten] verzamelen, te weten om hun den vijanden over te geven en het land uit te drijven, gelijk dit woord somtijds ook voor verzamelen ter straf gebruikt wordt; zie Ps. 26:9.

Eze 16.37 Ps 26.9

37) zij hebben al een weinig begonnen,

De boelen, die zij gezocht en gehuurd hebben, tot hunne hulp, hebben hen al begonnen te plagen, doch dat is maar een weinig ten aanzien van de rest, die volgen zal. Anders: dat zij weinig smart zullen hebben van, enz.; dat is, het volgende lijden zal zo groot zijn, dat zij weinig gedenken zullen aan dezen last.

38) last van den koning

Dat is, de belasting, die de koning van Assyri‰ Isra‰l had opgelegd; zie 2 Kon. 15:19,20, en 2 Kon. 17:3.

2Ki 15.19,20 17.3

39) der vorsten.

Van den groten koning van Assyri‰, die vele vorsten en prinsen onder zich heeft; vergelijk 2 Kon. 18:19,24; Jes. 10:8; Ezech. 31.

2Ki 18.19,24 Isa 10.8

Hosea 8:13

45) Mijner gaven,

Dat is, de vrijwillige dankoffers, die zij mij menen te offeren [van de gaven, die Ik hun in der waarheid gegeven heb,] om kwanswijs te betonen dat zij immers naar mij nog vragen en mij niet verachten.

46) [maar] de HEERE

Veranderende mijne offeranden in onheilige mestbanketten, zij zijn niet tot mijn dienst, maar voor hun mond en buik; vergelijk Jer. 7:21.

Jer 7.21

47) aan hen geen

Te weten, aan de offeraars, welker boosheid Hij gedenken wil, gelijk volgt. Anders: daaraan, of aan die; te weten offeranden. Vergelijk Ezech. 20:40, en Ezech. 43:27; Amos 5:22.

Eze 20.40 43.27 Am 5.22

48) welgevallen.

Want zij offeren niet ter plaatse, die van God daartoe is verordineerd, te weten binnen Jeruzalem in den tempel, maar tegen Gods gebod, waar het hun belieft, tot verachting Gods, en voorts zonder geloof en bekering.

49) gedenken,

Betonende zulks door straffen. Alzo Jer. 14:10, en onder Hos. 9:9; zie Gen. 8:1, en zie het tegendeel Ps. 79:8; Jer. 31:34; Ezech. 18:22, enz.

Jer 14.10 Ho 9.9 Ge 8.1 Ps 79.8 Jer 31.34 Eze 18.22

50) bezoeken;

Te weten met straffen; zie Gen. 21:1.

Ge 21.1

51) Egypte keren.

Dat is, in Assyri‰, waar zij behandeld zullen worden gelijk voormaals in Egypte, zij zullen weder gevoerd worden in een nieuw Egypte; vergelijk onder Hos. 9:3, naar Egypte, om met den Egyptenaar te handelen, verlatende den koning van Assyri‰, die daarover verstoord zijnde, hen verderven zal. Zie 2 Kon. 17:3,4,5; [aldus zou men door hunne ongerechtigheid verstaan de meinedigheid en trouweloosheid begaan tegen den Assyri‰r; vergelijk Ezech. 21:23, en Ezech. 29:16,] dan zullen er sommigen naar Egypte trekken om de verwoesting der Assyri‰rs te ontgaan; zie onder Hos. 9:6.

Ho 9.3 2Ki 17.3,4,5 Eze 21.23 29.16 Ho 9.6

Hosea 10:2

5) Hij heeft hun hart

Namelijk God, van wien in het volgende klaarlijk gesproken wordt. Dit schijnt het eenvoudigste te wezen.

6) verdeeld,

Door den geest van den twist en de tweedracht, waardoor zij elkander vernielen; zie boven Hos. 7:7, en vergelijk Richt. 9:23, en de aantekening aldaar.

Ho 7.7 Jud 9.23

7) verwoest worden;

Dit wordt in het volgende verklaard. Anders: schuldig bevonden worden.

8) doorhouwen,

Gelijk men enen misdadiger den nek doorhouwt, of onthalst.

Amos 6:7

26) nu gevankelijk henengaan

Dat is, al haast. Zie Hos. 10:3.

Ho 10.3

27) onder de voorsten,

Hebr. in, of onder het hoofd; dat is, vooraan, in de spits der gevangenen zult gij de eerste en voorste zijn, gelijk gij in hoogheid en boosheid den voorgang hebt gehad. De voorste in straffen.

28) banket dergenen,

Anders: rouwmaaltijden, die zij met grote pracht, overdaad en wonderlijk bestuur plegen te houden. Zie Jer. 16:4.

Jer 16.4

29) weelderig zijn,

Gelijk in Amos 6:4.

Am 6.4

30) wegwijken.

Alle vreugde, dartelheid, pracht en overdaad zal ophouden en hen verlaten, en inplaats van die zal hen ellende en jammer aankleven en volgen.

Micah 4:10

30) om voort te brengen, o dochter Sions!

Gelijk een vrouw, die in arbeid is om een vrucht ter wereld te brengen; gij hebt er reden toe, het moet vooreerst zo zijn, maar de uitkomst zal blijde zijn; verg. Jes. 26:17,18,19.

Isa 26.17,18,19

31) nu zult gij [wel] uit de stad henen uitgaan,

Dat is, al haast. Zie Hos. 10:3. Alzo onder Micha 5:3, en Micha 7:10.

Ho 10.3 Mic 5.4 7.10

32) veld wonen,

Buiten uw land gaan dolen en verstrooid worden.

33) HEERE verlossen

Tot een bewijs dat uw koning behouden is, en tot een voorbeeld van de geestelijke verlossing en oprichting van het koninkrijk van Christus, die de ware losser en rantsoeneerder van zijn volk is. Zie. Gen. 48:16; Job 19:25; Jes. 59:20.

Ge 48.16 Job 19.25 Isa 59.20

34) hand uwer vijanden.

Hebr. palm.

Copyright information for DutKant