Isaiah 66:12

51) den vrede

Het woord vrede wordt verscheidenlijk genomen in de Heilige Schrift: I. voor een geestelijken vrede, rijzende uit het geloof aan Christus, Rom. 5:1; II. voor een broederlijken vrede, dien de ene mens met den anderen heeft, gelijk Mark. 9:50; Joh. 14:27; III. betekent het ook benevens rust van oorlog, alle heil en welvaart, zo aan de ziel als aan het lichaam. Zie Ps. 37:11.

Ro 5.1 Mr 9.50 Joh 14.27 Ps 37.11

52) over haar

Of, tot haar neigen, of buigen; te weten tot Zion; dat is tot mijne kerk.

53) als een rivier,

Zie Jes. 48:18.

Isa 48.18

54) de heerlijkheid

Dat is rijkdom. Zie Jes. 61:6, en Openb. 21:26.

Isa 61.6 Re 21.26

55) gijlieden

Te weten gij godzalige Joden.

56) zuigen;

Te weten, de onvervalste melk van het goddelijke Woord.

57) op de zijden

Dat is, op de armen. De zin is: De Christelijke Kerk en hare leraars zullen met u in alle beleefdheid en vriendelijkheid omgaan, gelijk ene moeder met haar teder kindje doet, niets nalatende van alles wat tot uwe onderrichting en godzaligheid zou mogen strekken. Zie Num. 11:12; Jes. 49:22, en Jes. 60:4,16; Rom. 15:1,2; Gal. 6:1,2, en 1 Thess. 2:7.

Nu 11.12 Isa 49.22 60.4,16 Ro 15.1,2 Ga 6.1,2 1Th 2.7

58) getroeteld

Of, geliefkoosd worden.

Copyright information for DutKant