Jeremiah 27:2
2) jukken, Alzo wordt het Hebreeuwse woord ook genomen onder Jer. 28:10,12,13. Anders betekent het ook disselen, of zelen, waarmede men aan het juk of den dissel gebonden wordt. Zie Lev. 26:13, met de aantekening. Jer 28.10,12,13 Le 26.13 3) die aan uw hals; Dat is, een van dien, [zie Richt. 12:7, en boven Jer. 26:23], en draag dat, om het volk levendig af te beelden de toekomstige dienstbaarheid onder den koning van Babel; [zie onder Jer. 27:8,12, en Jer. 28:14], en doe met de andere gelijk volgt. Jud 12.7 Jer 26.23 27.8,12 28.14
Copyright information for
DutKant