Jeremiah 46:9
16) raast, Alsof gij dol en onzinnig waart. 17) Moren, Hebreeuws, Chusch; zie hiervan, en van de Puters en Lydirs, Gen. 10:6,13; dezen waren gehuurd door den koning van Egypte; zie Jer. 46:16,17,21. Ge 10.6,13 Jer 46.16,17,21 18) handelen, Dat is, voeren, daarmede omgaan. 19) spannen. Hebreeuws eigenlijk, treden; zie Ps. 7:13. Ps 7.12Ezekiel 27:10
26) Lydiers, Zie Gen. 10:13. Hebreeuws, Lud en Put. Ge 10.13 27) Puteers Zie Gen. 10:6. Ge 10.6 28) krijgslieden; Die gij zo voor uw garnizoen als anderszins tot hulp van vrienden, vrees van vijanden, en tot pracht, in uw dienst zeer statelijk onderhieldt. 29) hingen zij in u op, Tot pronk en sieraad, gelijk men nog hedendaags met schone wapenen doet. 30) maakten uw sieraad. Of, brachten uw sieraad aan. Hebreeuws eigenlijk, gaven, hebben gegeven; dat is, zij maakten u sierlijk, versierden u, dienden tot uw sieraad.Ezekiel 38:5
11) Perzen, Moren en Puteers met hen, Gelijk boven Ezech. 27:10. Eze 27.10
Copyright information for
DutKant