Jeremiah 50:9

24) rusten;

Of, in orde stellen. Alzo Jer. 50:14.

Jer 50.14

25) hun pijlen

Der voorzegde verzameling.

26) kloeken helds,

Of, ervaren. Anders: van een held, die van kinderen berooft; dat is, die zelfs de jongelingen of jonge manschap nedervelt.

27) ledig wederkeren.

Geen van hunne pijlen zal vergeefs geschoten worden; vergelijk 2 Sam. 1:22, of, [die], [te weten, held] niet ledig wederkeert, zonder nederlaag des vijands.

2Sa 1.22

Jeremiah 51:11

30) Zuivert de pijlen,

Maakt ze schoon, spottenderwijze tot de Babyloni‰rs gesproken. Vergelijk boven Jer. 46:4, en hier Jer. 51:12.

Jer 46.4 51.12

31) rust de schilden volkomenlijk toe;

Hebreeuws eigenlijk, vult, vervult; dat is, maakt ze ten volle gereed, of vat ze met volle hand, of (gelijk sommigen) verzamelt ze, breng ze te volle bijeen; idem, volmaakt ze, of er iets aan scheelde. Anders: vult de pijlkokers.

32) Medie opgewekt;

Versta daarbij ook Perzi‰. Alzo onder Jer. 51:28.

Jer 51.28

33) tempels.

Zie boven Jer. 50:28.

Jer 50.28

Matthew 5:39

50) keer hem ook de andere toe;

Namelijk, liever dat gij uzelven zoudt wreken. Want, dat dit niet letterlijk is te verstaan, blijkt zelfs uit het voorbeeld van Christus, Joh. 18:23. En alzo moeten ook de twee naastvolgende verzen verstaan worden.

Joh 18.23

Romans 12:19

69) geeft den toorn plaats;

Sommigen verstaan dit van den toorn des mensen, namelijk •f desgenen, die verongelijkt is, dat hij zijn toorn over het ongelijk, hem aangedaan, plaats, dat is tijd, geve om te stillen: •f desgenen, die ongelijk doet, dat men denzelven niet tegensta om hem niet meer te verbitteren, maar zijn toorn wijke en alzo plaats geve. Doch hetgeen er volgt schijnt te vereisen dat dit moet verstaan worden van den toorn, dat is van de wraak Gods, die Hij doen zal over dengene, die ongelijk doet, welke wraak men plaats geeft als men Gode de wraak opgeeft.

Revelation of John 17:16-17

39) de tien hoornen,

Dat is, koningen, gelijk Openb. 17:12 is verklaard, zullen eindelijk hun ogen opendoen en gewaar worden, hoe zij door hen verleid zijn, en hen daarover als ook over hun afgoderij en heerschappij haten. Waarvan enigen nu reeds zulks hebben gedaan; en God mag gebeden, dat van de overigen ook zulks mag geschieden.

Re 17.12

40) zullen haar woest

Dat is, hun macht en aanzien, dat zij deze in hun rijken tevoren gegeven hadden, weder aan zich nemen, en tegen hen keren.

41) zullen haar vlees

Dat is, zullen hun inkomsten en rijkdommen, die zij uit hare landen trok, haar weigeren en ontnemen, en zelf tot hun eigen nut aanwenden en tegen haar gebruiken.

42) vuur verbranden.

Namelijk de plaats of stad met zeven bergen, waar zij haren stoel of troon heeft, gelijk Openb. 16:10 aangewezen is.

Re 16.10
43) God heeft [hun]

Want het hart der koningen is in de hand des Heeren gelijk waterbeken, Hij keert dat waar Hij wil; Spreuk. 21:1, namelijk •f in Zijn rechtvaardigen toorn en oordeel, tot hun straf en beproeving van Zijn volk; •f in Zijn genade tot verlossing en bevrijding van Zijn volk, en tot straf Zijner vijanden.

Pr 21.1

44) mening doen,

Of raad, gelijk ook Openb. 17:13, en hier in Openb. 17:17.

Re 17.13,17

45) totdat de woorden

Dat is, totdat de profetie‰n zullen vervuld zijn, die God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft, zo van de opkomst en heerschappij, als van den val van den antichrist.

Copyright information for DutKant