Jeremiah 52:4

Ezekiel 4:2

3) maak een belegering tegen haar,

Te weten in afbeelding, of schildering.

4) sterkten,

Zie van het Hebreeuwse woord 2 Kon. 25:1.

2Ki 25.1

5) werp tegen haar

Hebreeuws, stort, of giet uit.

6) wal op,

Zie 2 Sam. 20:15.

2Sa 20.15

7) stormrammen rondom.

Te weten waarmede de muren der steden en sterkten gebroken worden; genaamd bij de Latijnen arietes. Het woord betekent ook hoofdmannen, of krijgsoversten, gelijk 2 Kon. 11:4,19, in welken zin het hier ook van enige genomen wordt, gelijk ook onder Ezech. 21:22.

2Ki 11.4,19 Eze 21.22

Ezekiel 17:17

60) hem in oorlog

Dat is met Zedekia, te weten om hem te helpen door zijne macht bij de macht van Zedekia te voegen. Of tegen hem; dat is tegen den koning Nebukadnezar, om hem te wederstaan en van Jeruzalem te verdrijven.

61) als men een wal

Hetwelk de koning van Babel doen zou.

62) opwerpen,

Hebreeuws, uitstorten; alzo 2 Sam. 20:15; 2 Kon. 19:32.

2Sa 20.15 2Ki 19.32

63) vele zielen

Dat is, vele mensen.

Copyright information for DutKant