Job 1:15

34) Sabeers

Hebreeuws, Scheba; dat is het heir der Sabe‰rs. Dezen waren de nakomelingen van Scheba, den zoon van Joksan, den zoon van Abraham uit Ketura, Gen. 25:1,2,3. Zij woonden in woest Arabi‰. Zie van hen Ezech. 27:23. Deze Scheba is te onderscheiden van een anderen van dezen naam, welke was de zoon van Raema, de zoon van Cus, den zoon van Cham, den zoon van Noach, Gen. 10:7, wiens nakomelingen het Morenland bewoonden. Zie de aantekening op Gen. 10:7 en op Gen. 10:28.

Ge 25.1,2,3 Eze 27.23 Ge 10.7,7,28

35) deden

Hebreeuws, Scheba viel.

36) scherpte

Hebreeuws, mond. Alzo in het volgende.

Job 1:17

39) hopen,

Hebreeuws, hoofden; maar het Hebreeuwse woord betekent somtijds een schare of bende, of hoop volks, gelijk hier; Richt. 7:16; 1 Sam. 11:11.

Jud 7.16 1Sa 11.11
Copyright information for DutKant