Job 18:20

47) zijn dag

Dat is, den dag zijns ondergangs van God gesteld om zijn rechtvaardig oordeel tegen hem uit te voeren. Alzo Ezech. 21:25; en alzo is door een menselijken dag te verstaan een menselijk oordeel, 1 Cor. 4:3. Vergelijk boven, Job 15:32, en de aantekening.

Eze 21.25 1Co 4.3 Job 15.32

48) nakomelingen

Dat is, die na hem leven zullen.

49) de ouden

Of, voorgaande; dat is, die voor de nakomelingen geweest waren, en leefden niet alleen als hij nog in zijn weelde was, maar ook daarna, als hij een schrikkelijk einde nam.

50) met schrik

Het Hebreeuwse woord betekent zulk een schrik, waardoor een mens de haren te berge staan. Alzo Ezech. 27:35, en Ezech. 32:10. De zin is uitgedrukt boven, Job 4:15.

Eze 27.35 32.10 Job 4.15

Psalms 37:13

21) belacht

Zie Ps. 2:4.

Ps 2.4

22) zijn dag

De dag der wraak des Heeren, of de dag van des goddelozen verdrf en ondergang, hem door Gods rechtvaardig oordeel toegelegd. Zie Job 18:20. Jer. 17:18; Jer. 18:17. Ezech. 7:10,12; Ezech. 27:27; Ezech. 30:2,3,9; Ezech. 32:10. Hos. 1:11. Anders wordt ook iemands dag bloot genomen voor des mensen strefdag, gelijk Job 15:32; alsook des mensen tijd, Pred. 7:17.

Job 18.20 Jer 17.18 18.17 Eze 7.10,12 27.27 30.2,3,9 32.10 Ho 1.11 Job 15.32 Ec 7.17

Ezekiel 21:29

115) zij

Versta, de valse profeten der Ammonieten.

116) u

Hij spreekt het Ammonietische volk toe.

117) ijdelheid zien,

Dat is, valsheid profeteren, te weten van vrede. Want terwijl zij u alzo pluimstrijken, zullen u de Chalde‰n overvallen.

118) de halzen te stellen

Dat is, om vreugde te verwekken over de Joden, die van de Chalde‰n verdrukt zijn, even alsof zij deze verdrukking niet hadden te verwachten.

119) die van de goddelozen

Hebreeuws, der verslagenen der goddelozen. Versta, de Joden, die van de Chalde‰n vermoord waren.

120) welker

Te weten verslagenen.

121) dag gekomen was

Zie boven Ezech. 21:25.

Eze 21.25
Copyright information for DutKant