Job 25:2

1) Heerschappij

Dat is, het opperste regiment, verenigd met een oneindige macht en onbegrijpelijke majesteit, die van allen te vrezen is.

2) bij Hem,

Namelijk, bij God, met welken nochtans gij, o Job, hebben willen rechten, boven, Job 23:3,4, daar het u beter betamen zou u onder zijn almogende hand met vreze en aanbidding te verootmoedigen.

Job 23.3,4

3) maakt vrede

Of, Hij houdt. De zin is, dat God in gehoorzaamheid en goede orde onderhoudt al de hemelse schepselen, niet alleen de redelijke, als de engelen, maar ook de onredelijke, als zon, maan, sterren, enz., waaruit Bildad besluit dat het dwaasheid voor Job was, enige twist tegen zulk een Almogende aan te vangen, gemerkt dat Hij hem zowel als de voorgemelde schepselen in orde en bedwang zou weten te houden.

4) Zijn hoogten.

Dat is, in de hemelen, onder zijne engelen. Vergelijk boven, Job 16:19.

Job 16.19

Job 31:2

2) het deel Gods

Te weten, dat God geeft. Versta, de straf voor de onkuise verordend van God; vergelijk boven, Job 20:29. Sommigen verstaan het van de beloning der kuisheid, die hij zou verliezen door onkuise daden.

Job 20.29

3) uit de hoogten.

Dat is, uit den hemel; zie boven, Job 16:19.

Job 16.19

Psalms 148:1

1) Looft den HEERE

Dit woord staat hier in het Hebr. in het veelvoudig getal, en alzo doorgaans in dezen psalm en de twee navolgende.

2) uit de hemelen;

Of, [gij] van de hemelen; dat is, gij hemelse schepselen, zowel de hemelen met hunne inwoners als de sterren en alle roeringen derzelve. Alzo ook Ps. 148:7.

Ps 148.7

Matthew 21:9

10) Hosanna den Zone Davids!

Het woord Hosanna, genomen uit Ps. 118:25, is een Hebreeuws woord, van twee ‚‚n gemaakt, en betekent zoveel als: behoed toch, of geef toch geluk en voorspoed.

Ps 118.25

11) [is] Hij,

Of, zij, Hij.

12) naam des Heeren!

Dat is, gezonden van de Heere om, volgens zijn beloften, zijn werk uit te voeren; Luk. 1:32,33.

Lu 1.32,33

Luke 2:14

19) Ere [zij] God

Of, heerlijkheid.

20) vrede op aarde,

Namelijk met God, Rom. 5:1.

Ro 5.1

21) een welbehagen.

Dat is, het welbehagen Gods worde door hem aan de mensen vervuld, 2 Thess. 1:11. Anders, des welbehagens; dat is, in de mensen, die God naar zijn welbehagen heeft uitverkoren, Ef. 1:5.

2Th 1.11 Eph 1.5
Copyright information for DutKant