Job 5:12

24) een ding uitrichten.

Of, niet dat wezen heeft, niets wezenlijks, niets bestendigs, of deugdzaams, of niet dat iets bijzonders is, of [hun] voornemen niet uitrichten. Het Hebreeuwse woord betekent wezen, bestendigheid, iets dat waarlijk is, gelijk hier, en onder, Job 11:6, en Job 30:22; idem wet, wijsheid, rede, deugd; overmits deze dingen bestendig, vast en duurzaam zijn, gelijk onder, Job 6:13, en Job 12:16; Spreuk. 2:7, en Spreuk. 3:21, en Spreuk. 8:14.

Job 11.6 30.22 6.13 12.16 Pr 2.7 3.21 8.14

Job 38:2

2) den raad

Versta, Gods besluiten en oordelen. Alzo Ps. 33:11; Spreuk. 19:21; Jes. 28:29; Hand. 2:23.

Ps 33.11 Pr 19.21 Isa 28.29 Ac 2.23

3) verduisterd

Te weten, mits denzelven van enige gebreken ten onrechte en dwaselijk te beschuldigen.

Copyright information for DutKant