Job 5:19

36) zes

Een zeker getal van een onzeker. Zie Lev. 26:8. De zin is dat God den zijnen in vele benauwdheden bijstand zal bewijzen; ja in zeer vele zijn hand zo laten blijken dat het kwaad, hetwelk men vreesde, niet over hen zal komen. Zie gelijke manier van een groot en onzeker getal zekerlijk te stellen, Spreuk. 6:16, en Spreuk. 24:16, en Spreuk. 30:18,29.

Le 26.8 Pr 6.16 24.16 30.18,29

37) zal Hij

Te weten, zo gij op hem door het geloof vertrouwt, hem door den gebede aanroept en door ware bekering uw leven naar zijn geboden aanstelt.

38) in de zevende

Anders, in zeven. Dat hier eerst het getal van zes, en daarvan van zeven gesteld wordt, dient eigenlijk tot uitbreiding en versiering der taal. Vergelijk Spreuk. 6:16, en Spreuk. 30:15,18,21,29.

Pr 6.16 30.15,18,21,29

Amos 1:6

20) Gaza,

Zie Richt. 16:1. Hieronder worden de andere hoofdsteden der Filistijnen mede verstaan; zie Amos 1:8.

Jud 16.1 Am 1.8

21) gevankelijk hebben weggevoerd

Hebr. om hen gevankelijk weg te voeren, enz. zie 2 Kron. 21:16,17, en 2 Kron. 28:18; Joel 3:4,6.

2Ch 21.16,17 28.18 Joe 3.4,6

22) met een volkomen wegvoering,

Of, [in] een volkomen gevangenis, [hen] overleverende aan Edom.

Amos 1:9

26) Tyrus,

Zie Joz. 19:20, en wijders van Tyrus, Jes. 23; Jer. 47:4; Ezech. 26, Ezech. 27, Ezech. 28.

Jos 19.20 Jer 47.4

27) wegvoering

Verg. Joel 3:4,6, met de aantekening.

Joe 3.4,6

28) verbond der broederen.

Omdat David en Salomo met Hiram, den koning van Tyrus, een verbond hadden gemaakt en elkander broeders genoemd; zie 2 Sam. 5:11; 1 Kon. 5:1, en 1 Kon. 9:13.

2Sa 5.11 1Ki 5.1 9.13

Amos 1:11

29) Edom,

Zie Jes. 21:11; Jer. 49:7; Ezech. 25:12; Obad. 1:1.

Isa 21.11 Jer 49.7 Eze 25.12 Ob 1.1

30) broederen met het zwaard heeft vervolgd,

Dat is, bloedverwant, namelijk Isra‰l of de Isra‰lieten, afkomstig van Jakob, Ezau's broeder, die der Edomieten vader is geweest; zie Gen. 27:40; Deut. 23:7.

Ge 27.40 De 23.7

31) barmhartigheden verdorven,

Dat is, de natuurlijke genegenheid en mededogendheid, die bloedverwanten elkander behoren toe te dragen en te bewijzen.

32) verbolgenheid altoos behoudt.

Die Ezau eerst tegen zijn broeder Jakob opgenomen heeft, [Gen. 27:41], en schandelijk van de nakomelingen vervolgd en gecontinueerd is. Zie Ps. 137:7, enz.

Ge 27.41 Ps 137.7

Amos 1:13

35) kinderen Ammons,

Zie Jer. 49:1; Ezech. 25:2.

Jer 49.1 Eze 25.2

36) Gilead hebben

Zie Amos 1:3.

Am 1.3

37) opengesneden,

Versta onder deze ene gruwelijke soort van tirannie al de andere, gelijk in Amos 1:3, en Hos. 14:1.

Am 1.3 Ho 13.16

38) landpale te verwijden.

Dewijl het land der Ammonieten aan Gilead grensde, beide in het oosten over de Jordaan gelegen.

Amos 2:4

12) leugenen

Afgoden, afgoderij, bijgelovigheid en alle aanklevende ijdelheden.

Amos 2:6

13) Isra‰l,

Der tien stammen.

14) rechtvaardige

Den vromen, onschuldigen, die een rechtvaardige zaak heeft, in het gericht verdrukken, en den arme, die niets heeft te geven, maar zelf behoeftig is, om een kleine gift der rijken, verdoemen en in de macht van zijn wederpartijder overleveren; zie Amos 8:6.

Am 8.6
Copyright information for DutKant