Job 7:8-9

26) mij [nu] ziet,

Te weten, hier op de aarde. Anders, het oog des gezichts; dat is, die een scherp gezicht heeft.

27) niet zien;

Te weten, als ik van hier door den dood zal gescheiden zijn.

28) uw ogen

Te weten, om mij wel te doen, maar evenwel zal ik hier beneden op de aarde niet zijn om uw goederen zo lichamelijk als geestelijk te genieten. Hiertoe waren de heiligen belust, eensdeels om God alhier nog te dienen en zijn naam groot te maken, anderdeels om zich door het gebruik der tijdelijke weldaden van de liefde Gods en de eeuwige goederen te verzekeren. Zie Ps. 6:6, en Ps. 88:11,12,13, en Ps. 122:1,2, en Ps. 128:5.

Ps 6.5 88.10,11,12 122.1,2 128.5

29) niet [meer] zijn.

Te weten, in dit leven. Zie boven, Job 3:16.

Job 3.16
30) graf daalt,

Zie de betekenis van het Hebreeuwse woord scheol, Gen. 37:35, en in de aantekening daarop.

Ge 37.35

31) [weder] opkomen.

Te weten, in deze vergankelijke wereld; want dat Job de opstanding uit de doden vastelijk gelooft heeft, blijk onder, Job 19:25,26,27.

Job 19.25,26,27
Copyright information for DutKant